EIND TOETS Flashcards

1
Q

Waar wordt de Dublin Core metadatastandaard voor gebruikt?

A

Voor de weergave van algemene metadata voor willekeurig welk mediatype.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom zijn vectorafbeeldingen vaak kleinere digitale bestanden dan bitmapafbeeldingen?

A

Voor een bitmapafbeelding moet de waarde van elke pixel worden vastgelegd, voor een vectorafbeelding niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe heten de punten bij een beziercurve

A

Eindpunten en richtingspunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt een grafiek genoemd die de verdeling van licht en donker in een afbeelding weergeeft?

A

Histogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het onderliggende principe van Huffman-coding compressiealgoritmen?

A

Kleuren die vaker voorkomen binnen een afbeelding worden opgeslagen in code met minder bits; kleuren die minder vaak voorkomen in een code met meer bits.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke bewering over JPEG-compressie is juist?

A

JPEG gebruikt zowel compressie-algoritmen zonder verlies als compresiealgoritmen met verlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke bewering over het GIF-bestandsformaat is juist?

A

GIF maakt gebruik van compressie zonder verlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een kanaal (channel)?

A

Een weergave van een van de primaire kleuren rood, groen of blauw binnen een kleurenafbeelding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke van de onderstaande uitspraken over beeldschermen is waar?

A. Alle genoemde antwoorden zijn juist.

    B.	Televisies maken voor hun beeldweergave gebruik van verweving.
 	C.	Afbeeldingen die bedoeld zijn om te tonen op een beeldscherm met verweving, kunnen zonder problemen worden getoond op een beeldscherm met progressive scanning en vice versa.
 	D.	Computerschermen maken voor hun beeldweergave gebruik van verweving.
A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke uitspraak over spatiële compressie van video is juist?

A. Spatiële compressie van video kan gebruikt worden in combinatie met temporele compressie.

    B.	Alle genoemde antwoorden zijn juist.
 	C.	Een videocompressiealgoritme dat alleen gebruikmaakt van spatiële compressie is DV.
 	D.	In MPEG worden de I-frames alleen gecomprimeerd met behulp van spatiële compressie.
A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke uitspraak over geluid is waar?

A. Een digitaal geluidsfragment is sterk te comprimeren met behulp van verliesloze compressie.
B. Alle genoemde antwoorden zijn juist.
C. Het menselijk gehoor kan geluiden waarnemen tussen de 1 Hz en 20 Hz.

D.	Hoe hard een geluid moet zijn om hoorbaar te zijn voor de mens (de waarnemingsdrempel) is mede afhankelijk van de toonhoogte.
A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is GEEN type symbool binnen Flash?

A. Knopsymbolen.
B. Filmclipsymbolen.

    C.	Bewegingspadsymbolen.
 	D.	Grafische symbolen.
A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de beste omschrijving van de body size van een font?

A. Drie maal de X-hoogte van het font.
B. De kleinste verticale afmeting waar alle letters van het font in passen.
C. Het verschil in hoogte tussen de toppen en de laagste punten van de hoofdletters in het font.

D.	Het verschil in hoogte tussen de toppen en de laagste punten van de kleine letters in het font.
A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de ASCII-karakterset ingedeeld?

A

Eén deel is bestemd voor bewerkingskarakters, één deel omvat de gewone West-Europese letters en één deel bevat leestekens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke bewering over UTF-8 is juist?

A. UTF-8 kan de karakters uit de ASCII-karakterset weergeven, maar gebruikt voor deze karakters andere codes dan ASCII zelf.
B. Alle tekst die geëncodeerd is in UTF-8, kan zonder meer gelezen worden door alle protocollen die ASCII kunnen verwerken.

C.	UTF-8 is de standaard karakterset voor markuptalen die gebruikt worden op het internet.
 	D.	UTF-8 is hetzelfde als de Basic Multilingual Plane.
A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen visuele en structurele markup?

A

Bij visuele markup wordt de opmaak van de tekst gedefinieerd, terwijl structurele markup aangeeft hoe de structuur van de tekst opgebouwd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarvoor wordt timecode in audio gebruikt?

A

Voor het synchroniseren van audio met video.

18
Q

Uit welke twee delen bestaan de regels in een CSS-document?

 	A.	Een id en een instructie.
        B.	Een class en een vormgevingsregel.
 	C.	Een selector en één of meer declaraties.
 	D.	Een aanwijzer en een instructie.
A

c

19
Q

Waarvoor wordt een klasse gebruikt in een CSS-stylesheet?

A

Om aan te geven dat de gespecificeerde vormgeving alleen van toepassing is op een subset van het elementtype in het XHTML-document.

20
Q

Wat wordt verstaan onder een pseudoklasse in een CSS-stylesheet?

A

Dat is een selector die verwijst naar een element in een bepaalde toestand of in een bepaalde positie binnen een reeks van elementen.

21
Q

Wat is het verschil tussen plug-ins en hulpapplicaties?

A

Plug-ins breiden de weergavemogelijkheden van de browser voor content uit, hulpapplicaties zijn applicaties buiten de browser die worden geopend om content weer te geven die de browser zelf niet kan weergeven.

22
Q

Welke organisatie geeft richtlijnen voor de toegankelijkheid van websites?

A

WAI (Web Accessibility Initiative).

23
Q

Waarvoor dient een skip link?

A

Om snel een navigatiemenu te kunnen overslaan en te navigeren naar de “echte” inhoud van de webpagina.

24
Q

Welke van de onderstaande uitspraken over klassen, objecten, eigenschappen en methods in ECMAScript is juist?

A. Objecten kunnen zowel eigenschappen (properties) als methods hebben.

    B.	Alle genoemde antwoorden zijn juist.
 	C.	Methods kunnen gevoed worden met input door gebruik te maken van arguments.
 	D.	Objecten horen bij klassen (classes).
A

b

25
Q

Hoe kan JavaScript toegevoegd worden aan XHTML-documenten?

A

Zowel als ingebedde tekst in het XHTML-document zelf, als externe script-file waarnaar verwezen wordt in het XHTML-document.

26
Q

Wat wordt er in de context van ECMAScript bedoeld met een conditie?

A

Een voorwaarde die waar moet zijn om een reeks regels uit het script uit te voeren.

27
Q

Wat is een voordeel van het peer-to-peermodel ten opzichte van het client-servermodel?

A

Bij het peer-to-peermodel wordt een te downloaden bestand verdeeld over meerdere computers in het netwerk, waardoor de belasting over meerdere computers verdeeld wordt; bij het client-servermodel niet.

28
Q

Waarvoor staat “xmlns” in een XML-document?

A

Dit verwijst naar de standaard namespace voor het XML-document.

29
Q

Van welk protocol maakt het internet voornamelijk gebruik?

A

TCP/IP.

30
Q

Hoe wordt een podcast geleverd?

A

Als een RSS-feed waarvan de items media-elementen bevatten.

31
Q

Bij welk type afbeelding levert Huffman-coding het minste compressie op?

A

Bij een afbeelding waarin alle kleuren exact even veel voorkomen.

32
Q

Waarom werkt chrominance sub-sampling?

A

Er is minder sampling van kleuren nodig, omdat het menselijk oog gevoeliger is voor variaties in helderheid dan voor variaties in kleur.

33
Q

Waarom is Flash Video zo geschikt voor distributie van video over het internet?

A

Flash Player is bij een zeer groot deel van de browsers geïnstalleerd.

34
Q

Voor welke toepassing is een animated GIF een betere oplossing dan een Flashanimatie?

A

Een eenvoudig, klein, bewegend logo op een webpagina.

35
Q

Welke van de onderstaande uitspraken over font-families is waar?

A. Font-families omvatten meerdere typefaces; typefaces omvatten meerdere karakters.

B.	Font-families omvatten meerdere alfabetten; alfabetten omvatten meerdere karakters.
 	C.	Font-families omvatten meerdere tekst-encoderingsstandaards; tekst-encoderingsstandaards omvatten meerdere karakters.
 	D.	Font-families omvatten meerdere fonts; fonts omvatten meerdere glyphs.
A

d

36
Q

Stel dat twee fonts op geen enkel punt van elkaar verschillen behalve dat het ene font kerning ondersteunt en het andere niet. Welk verschil is er dan in de ruimte die het woord “AVOND” in beide fonts inneemt binnen een tekstregel?

A.	Het font dat kerning ondersteunt, zal dit woord in minder ruimte weergeven, omdat de ruimte tussen de letters op verschillende plekken verkleind wordt.
 	B.	Het font dat kerning ondersteunt, zal dit woord in meer ruimte weergeven, omdat de ruimte tussen de letters op verschillende plekken vergroot wordt.
 	C.	Dat is zo niet te zeggen.
 	D.	Er is geen verschil.
A

a

37
Q

Welke van de onderstaande is een mogelijke reden waarom een font-instelling die wordt voorgeschreven door een CSS-stylesheet, toch niet toegepast wordt in de weergave in de browser?

A. Het gespecificeerde font in het stylesheet is een bitmap-font.
B. De gebruiker bekijkt de pagina in een browser op het Macintosh-besturingssysteem.

C.	De gebruiker heeft de instellingen van de browser aangepast, waardoor fonts worden weergegeven zoals gespecificeerd door de gebruiker.
 	D.	De gebruiker heeft gebruik van stylesheets uitgeschakeld in de browser.
A

c

38
Q

Waarom is het vaak niet verstandig een achtergrondpatroon voor een webpagina te gebruiken?

A

Omdat dit het contrast tussen tekst en achtergrond minder duidelijk maakt.

39
Q

Wat is een standaard event bij een standaard event listener in een browser?

A. Het navigeren naar een andere locatie als de gebruiker klikt op een link.
B. Browsers kennen geen standaard event listeners.
C. Het tonen van de knoppenbalk in de browser bij het openen van een webpagina.

    D.	Het toevoegen van "www." als de gebruiker dit vergeet in te typen in de adresbalk bij het navigeren naar een webpagina.
A

a

40
Q

Waarom is het bij een peer-to-peersysteem noodzakelijk de computer nog even aan te laten staan na het afronden van een download?

   A.	Omdat, door de asymmetrie van de meeste breedbandverbindingen, de upload van bestanden vanaf deze computer nog gaande kan zijn terwijl de download al afgerond is.
 	B.	Omdat die extra tijd nodig is om de digitale auteursrechten voor het gedownloade bestand in te lezen.
 	C.	Omdat dat de mogelijkheid biedt informatie te versturen naar de tracker om aan te geven dat de bewuste computer nu een kopie van het gedownloade bestand bezit.
 	D.	Omdat dat de mogelijkheid biedt alle computers in het systeem een melding te sturen dat de bewuste computer nu een kopie van het gedownloade bestand bezit.
A

a