Blok3A Flashcards

1
Q

Beschrijf de functies van het zenuwstelsel.

A
  • Regulatie en coördinatie van activiteiten van weefsels en organen: het remmen, stimuleren en op elkaar afstemmen van activiteiten naar aanleiding van veranderingen in of buiten het lichaam;
  • regulatie en coördinatie van automatische/vegetatieve functies zoals circulatie, spijsvertering, uitscheiding,ademhaling en begrenzing;
  • coördinatie van contacten met de buitenwereld: bewustwording en reageren;
  • coördinatie van alle psychische functies zoals bewustzijn en zelfbewustzijn, leren, herinneren, stemmingen, emoties, denken, dromen, fantaseren, driften en beheersing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf anatomische indeling van het zenuwstelsel.

A
  • Het centrale zenuwstelsel (CZS) is omgeven door een benig omhulsel (schedel en wervelkolom) en omvat grote hersenen, tussenhersenen, hersenstam, kleine hersenen en ruggenmerg.
  • Het perifere zenuwstelsel vormt de verbindingswegen tussen het centrale zenuwstelsel en de rest van het lichaam en omvat de hersenzenuwen, de ruggemergszenuwen, de grensstreng en de zenuwen van het vegetatieve zenuwstelsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf het vegetatieve of autonome zenuwstelsel.

A
  • Het vegetatieve of autonome zenuwstelsel reguleert en coördineert de vegetatieve stelsels (meestal onbewust): regulatie van bloeddruk, spijsvertering, ademhaling. Effectoren zijn glad spierweefsel, hartspierweefsel en klierweefsel. Het vegetatieve zenuwstelsel bestaat uit twee systemen met een antagonistische werking:
  • Het sympatische systeem is actief wanneer de mens uiterlijk actief is en stimuleert de hartactiviteit en de ademhaling, verhoogt de bloedglucosespiegel en de spanning van de skeletspieren. De spijsvertering wordt geremd.
  • Het parasymptische systeem is actief als de mens passief is en stimuleert de spijsvertering, vertraagt de hartslag en de ademhaling en remt de activiteit van de skeletspieren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf het animale of willekeurige zenuwstelsel.

A

Het animale zenuwstelsel regelt de integratie van de mens met zijn omgeving, door activiteiten en gedrag die min of meer bewust worden uitgevoerd. Effectoren zijn de dwarsgestreepte skeletspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vindt de prikkelgeleiding plaats?

A

Door een prikkeling van sensoren wordt de rustpotentiaal verstoord, er ontstaat dan een actiepotentiaal die een stroomstootje laat lopen over de celmembraan. Dit heet de impulsgeleiding. Deze impulsgeleiding is afhankelijk van de dikte van de neuriet en van de myelineschede. Bij dit proces zijn natrium- en kaliumionen betrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe vindt de prikkeloverdracht plaats van de ene cel naar de andere?

A

De overdracht van een elektrische prikkel van een neuriet naar een volgende cel gaat via synapsen d.m.v. een chemische boodschapperstof, de neurotransmitter, die in de vorm van kleine druppeltjes wordt uitgestort in de synaptische spleet. De ontvangende cel heeft speciale receptoren om de neurotransmitter aan zich te binden. Hierdoor treedt in de ontvangende cel een actiepotentiaal op, waarna enzymen de neurotransmitter afbreken, zodat de ontvangende cel niet overprikkeld kan raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn neurotransmitters en welke soorten zijn er?

A

Neurotransmitters zijn hormoonachtige stoffen. Elke neuron maakt zijn eigen neurotransmitters.

  • Exciterende (stimulerende) neurotransmitters zoals adrenaline, dopamine en achetylcholine geven de impulsen door ;
  • inhiberende (remmende) neurotransmitters zoals serotonine en endorfine, zorgen ervoor dat impulsen niet worden doorgegeven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf kort de hoofdfunctie van de verschillende lobi/hersenkwabben.

A
  • Lobus frontalis/Voorhoofdskwab: willekeurige handelingen, intellectuele processen;
  • Lobus parietalis/Wandbeenkwab: interpretatie van sensibele informatie, ruimtelijke oriëntatie, taal- en rekenvaardigheden;
  • Lobus temporalis/Slaapbeenkwab: herinneringen en emoties, geluiden en beeldduiding.
  • Lobus occipitalis/Achterhoofdkwab: visuele informatieverwerking, visuele herinneringen;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van thalamus?

A

De thalamus vormt het schakelstation voor de meeste sensibele banen, waarlangs impulsen vanuit de zintuigen naar het cerebrum worden geleid, waardoor bewustzijn van pijn, tast en temperatuur. De thalamus werkt selectief: niet alle sensibele informatie wordt doorgegeven aan de cortex, zodat je je kunt focussen op iets zonder afgeleid te worden. De thalamus maakt ook deel uit van het limbische systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van de hypothalamus?

A

De hypothalamus dient voor handhaving van de homeostase in het lichaam. Een deel beïnvloedt de werking van de hypofyse (de belangrijkste hormoonproducent van het lichaam), een ander deel coördineert vegetatieve/automatische lichaamsfuncties, zoals lichaamstemperatuur, dorst, honger en de biologische klok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het limbische systeem en wat doet het?

A

Het limbische systeem is een ringvormig systeem van samenwerkende hersendelen die betrokken zijn bij het ontstaan en uiten van emoties. Delen van de thalamus en hypothalamus horen bij het limbische systeem. Het speelt een rol bij onbewust instinctief gedrag en bij emoties en stemmingen en de lichamelijke reacties (bijv. bloeddruk, hartslag, huiddoorbloeding) daarop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van de hersenstam?

A

De hersenstam regelt alertheid en de mate van bewustzijn en alle lichaamsfuncties die van vitaal belang zijn voor het in stand houden van het lichaam, zoals ademhaling, hartslag, bloeddruk en circulatie. Aan de hersenstam ontspringen de 12 paar hersenzenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is en wat doet het cerebellum?

A

Het cerebellum (kleine hersenen) bestaat uit 2 hemisferen die overkoepeld worden door het achterste gedeelte van het cerebrum, en die zeer sterk geplooid zijn. Het cerebelllum:
• coördineert alle lichaamsbewegingen en wisselt daartoe informatie uit met het cerebrum;
• het ontvangt informatie uit de periferie van sensoren in spieren, pezen en gewrichten via afferente zenuwen in het ruggenmerg;
• het ontvangt ook informatie van het evenwichtsorgaan over lichaamshouding en standverandering ten opzichte van de omgeving;
• het stuurt alle spierbewegingen bij, zodat deze gecontroleerd verlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is en doet de tiende hersenzenuw?

A

De tiende hersenzenuw is de N. Vagus (zwervende zenuw), een grote gemengde zenuw. Het is een belangrijke parasympathische zenuw die invloed heeft op hart, longen, peristaltiek en klieren van de spijsvertering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf de bouw van het ruggenmerg.

A

Het ruggenmerg of medulla spinalis is onderdeel van het CZS dat in het wervelkanaal ligt, beschermd door de wervelkolom. Tussen elke twee wervels treden symmetrisch twee spinale zenuwen uit. De onderste spinale zenuwen, vanaf wervelkolomniveau L1/L2 , lopen samen in een bundel, de cauda equina (paardenstaart).
Net als het cerebrum kent het ruggenmerg een onderverdeling van witte stof (gemyeliniseerde neurieten) aan de buitenkant en grijze stof (cellichamen en dendrieten) aan de binnenkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aan welke zijde van het ruggenmerg ontspringen respectievelijk de motorische en sensibele zenuwwortels en wat doen deze?

A
  • Motorische zenuwvezels ontspringen aan de ventrale zijde (buikzijde) van het ruggenmerg, zorgen voor het transport van prikkels van de hersenen en ruggenmerg naar de skeletspieren en de klieren;
  • sensibele vezels ontspringen aan de dorsale zijde (rugzijde) van het ruggenmerg en zorgen voor het transport van prikkels naar hersenen en ruggenmerg vanuit andere delen van het lichaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is en hoe verloopt een reflex?

A

Een reflex is een onmiddellijke en automatische motorische reactie van het lichaam op een of andere prikkeling. De reactie is een spiercontractie of een kliersecretie. Een reflex verloopt zeer snel doordat de overschakeling van sensorisch naar motorisch in een lager deel van het CZS (ruggenmerg of hersenstam) plaats vindt zonder tussenkomst van het cerebrum. Bewustwording treedt pas op nadat het motorisch effect heeft plaatsgevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat wordt verstaan onder de reflexboog?

A

De weg die impulsen afleggen van sensor tot effector: van receptor naar sensibele neuron, naar evt. een of meerdere interneuronen, naar een motorisch neuron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn hersenstamreflexen? Noem enkele voorbeelden.

A
Hersenstamreflexen zijn reflexen waarvan de afferente en efferente banen via de hersenzenuwen verlopen. Bijvoorbeeld:
•	Braakreflex
•	Niesreflex
•	Kokhalsreflex
•	Pupilreflex
•	Slikreflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn spinale reflexen? Noem enkele voorbeelden.

A
Reflexen die via het ruggenmerg verlopen noemen we spinale reflexen. Bijvoorbeeld
•	Kniepeesreflex
•	voetzoolreflex
•	defaecatiereflex,
•	mictiereflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waaruit bestaat het autonome zenuwstelsel en wat doet elk afzonderlijk deel globaal? Geef concrete voorbeelden van de lichamelijke werking.

A
  • Het sympathische zenuwstelsel zorgt voor alertheid, ter voorbereiding van flight or fight-reactie: bloeddruk hoger, hartslag sneller, pupilverwijding, meer bloed naar de spieren;
  • Het parasympathische zenuwstelsel zorgt voor de normale lichaamsfuncties in ontspannen staat, lagere bloeddruk, rustige hartslag, meer bloedtoevoer naar het spijsverteringskanaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke hersenvliezen zijn er en wat omhullen die?

A

Er zijn drie vliezen: dura mater, arachnoidea en pia mater, die niet alleen de hersenen, maar via het achterhoofdsgat ook het ruggenmerg omhullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het buitenste hersenvlies en waartoe dient het?

A

Het buitenste hersenvlies is de dura mater, een dik en zeer taai vlies, opgebouwd uit straf bindweefsel dat de binnenkant van de schedel bekleedt en vergroeit is met het periost van de schedelbeenderen. Tussen de beide hemisferen bevindt zich nog een dubbele plooi van de dura, die de schedelholte in compartimenten verdeelt. De dura dient ter bescherming van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het middelste hersenvlies en waartoe dient het?

A

Het middelste hersenvlies is de arachnoidea mater (spinnewebvlies) dat aan de buitenzijde vergroeit is met de dura, aan de binnenzijde met spinragfijne verbindingen verbonden is met het binnenste hersenvlies, de pia mater. Dit geeft een verende structuur waarbinnen de hersenen zijn ingebed. Tussen arachnoidea en pia mater is de arachnoidale ruimte, waarin hersenvloeistof circuleert, de liquor cerebrospinalis, dat de hersenen extra tegen schokken en stoten beschermt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het binnenste hersenvlies en waartoe dient het?

A

Het binnenste hersenvlies is de pia mater, een zeer vaatrijke vlies dat de hersenen van voedingsstoffen en zuurstof voorziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is liquor, waar wordt het gevormd?

A

Liquor is hersenvocht, wordt gevormd uit bloed op plaatsen waar de rijk doorbloede pia mater in contact staat met de ventrikelwand van de hersenen. De endotheelcellen van de capillaire vaten hebben een specifieke bouw zonder poriën, waardoor bloedplasma niet zomaar uit de bloedbaan kan treden. Hierdoor worden schadelijke stoffen tegengehouden en blijft de samenstelling van de liquor constant, wat van belang is voor een goede hersenwerking. Dit heet de bloed-liquorbarrière.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de functies van liquor?

A

De zenuwcellen van voeding (vooral glucose) voorzien; handhaving van een constante inwendige druk; bescherming tegen stoten en schokken; verhindert dat zenuwweefsel spontaan elektrisch actief wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is doorbraakpijn?

A

Korte, zeer hevige pijnaanval tijdens de behandeling van chronische pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is nociceptieve pijn?

A

Pijn door weefselbeschadiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is neurogene pijn?

A

Pijn door afwijkingen in de zenuwen, ruggenmerg of hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn opioïde analgetica, wanneer worden ze vooral toegepast, wat zijn belangrijke bijwerkingen?

A

Pijnstillers die afgeleid zijn uit opium en die op het centrale zenuwstelsel verdovend werken; ze worden toegepast bij ernstige acute en chronische pijn. Ze veroorzaken sufheid, obstipatie, misselijkheid en urineretentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het verschil tussen gewenning, afhankelijkheid en verslaving aan een opioïde pijnstiller?

A
  • Gewenning: er is een steeds hogere dosis van het middel nodig om hetzelfde effect te krijgen;
  • Afhankelijkheid: er ontstaan vervelende ontwenningsverschijnselen;
  • Verslaving: er kan sprake zijn van gestoord gedrag bij het verkrijgen en gebruiken (stiekem doen, stelen, asociaal gedrag).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe onderscheid je spanningshoofdpijn van migraine?

A
  • Spanningshoofdpijn: licht tot matig ernstig, bandgevoel om het hele hoofd, geen verergering door licht/geur/geluid/inspanning, geen misselijkheid of braken; evenveel bij mannen als bij vrouwen,
  • Migraine: matig tot ernstige hoofdpijn, meestal eenzijdig, met misselijkheid en braken, erger door licht/geuren/geluiden en inspanning, veel vaker bij vrouwen, vaak familiair.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is ‘rebound’-hoofdpijn?

A

Hoofdpijn die optreedt na staken van vaak gebruikte pijnstillers (vooral paracetamol) en cafeïne, veroorzaakt door overmatig gebruik hiervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is het prodromale stadium van migraine en hoe kan zich dit uiten?

A

Stadium voorafgaand aan de eigenlijke hoofdpijn, met stemmings- of gedragsveranderingen, depressieve gevoelens, prikkelbaar, rusteloos, misselijk, aura.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is een ‘aura’ bij migraine en wat zijn de kenmerken?

A

Tijdelijke, omkeerbare verstoring van het gezichtsvermogen, het gevoel, evenwicht, beweging of spraak; meestal met lichtflitsen, maximaal een uur van tevoren en het stopt bij het begin van de migraine aanval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn de kenmerken van de ziekte van Menière?

A
  • Plotse aanvallen van draaiduizeligheid
  • vol gevoel in het betreffende oor
  • misselijkheid en braken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke normale veranderingen in het slaappatroon treden er op bij het ouder worden?

A
  • Minder slaapbehoefte ’s nachts
  • vaker dutje overdag
  • diepe slaap wordt korter en verdwijnt
  • vaker wakker tijdens alle slaapstadia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Noem 3 belangrijke problemen van slaapmiddelengebruik bij ouderen.

A
  1. Verwardheid
  2. Vallen
  3. Incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is obstructieve slaapapneu, welke factoren dragen daartoe bij, wat zijn de symptomen en risico’s?

A
Obstructieve slaapapneu is een slaapstoornis die wordt veroorzaakt door een obstructie in de luchtwegen, waarbij de ademhaling tijdens de slaap herhaaldelijk en zolang stopt, dat in bloed en hersenen de hoeveelheid O2 afneemt en CO2 toeneemt. 
Factoren die daaraan bijdragen zijn:
•	mannelijk geslacht
•	overgewicht
•	veroudering
•	roken
•	alcoholgebruik
•	longaandoeningen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn symptomen en risico’s van obstructieve slaapapneu?

A
  • Symptomen: snurken, ademnood, onderbreking van de ademhaling langer dan 10 seconden, plotseling ontwaken, overdag in slaap vallen, slechtere geheugenfunctie, persoonlijkheidsveranderingen, concentratieverlies, stemmingsstoornissen.
  • Risico’s: CVA, hartinfarct, hypertensie
42
Q

Wat is Cheyne-Stokesademhaling en waar is dit een (voor-)teken van?

A

Cyclus van hyperpneu afgewisseld door apneu; het ontstaat door centrale apneu, d.w.z. door een ademhalingsstoornis in de hersenstam als voorteken van naderende dood.

43
Q

Wat zijn restless-legs, bij welke groep mensen treedt dit vooral op en welke factoren verergeren dit?

A
Rustloze benen, een vaag en intens kriebelend gevoel in de benen met een sterke drang om ze te bewegen. Treedt vooral op ouderen, wordt erger door:
•	roken
•	alcohol
•	stress
•	cafeïne
•	gebruik van antidepressiva
•	bij ijzertekort
•	familiair voorkomen
•	te weinig lichaamsbeweging
44
Q

Wat is afasie en in welke gebieden van de hersenen is de aandoening gelokaliseerd?

A

Afasie is een gedeeltelijk of volledig verlies van het vermogen om gesproken of geschreven taal te gebruiken of te begrijpen; ontstaat door beschadiging van de hersencentra die verantwoordelijk zijn voor de taalfuncties, bij rechtshandigen in linker slaapbeenkwab (centrum van Wernicke) en een deel van linker voorhoofdkwab (centrum van Broca), bij linkshandigen andersom.

45
Q

Wat is het verschil tussen retrograde en posttraumatische amnesie?

A
  • Retrograad: geheugenverlies voor gebeurtenissen die onmiddellijk voor een beschadiging optraden;
  • posttraumatisch: geheugenverlies voor gebeurtenissen onmiddellijk na een beschadiging.
46
Q

Wat is een delirium, wat zijn oorzaken?

A
Een delirium (delier) is een plotseling optredende, fluctuerende en omkeerbare cognitieve stoornis met desoriëntatie, verwardheid en daling van bewustzijn. 
Oorzaken zijn:
•	alcoholmisbruik
•	plotse onthouding van alcohol bij alcoholisten
•	drugs
•	geneesmiddelen
•	stress
•	CVA
•	dementie
•	infecties
•	operaties
47
Q

Waarom is bij een delier onmiddellijke medische hulp geïndiceerd?

A

Bij een delier kan een patiënt steeds meer versuft raken met stupor en dood als gevolg; bij ouderen kan een delier duiden op een ernstige onderliggende aandoening.

48
Q

Welke factoren kunnen dementie verergeren?

A
  • andere ziektes zoals diabetes
  • COPD
  • hartfalen
  • alcohol
  • geneesmiddelen (slaapmiddelen, antidepressiva)
  • ingrijpende gebeurtenissen zoals een verhuizing
49
Q

Noem enkele kenmerkende symptomen van dementie.

A
  • verwardheid
  • korte termijn geheugenverlies
  • snel wisselende emoties
  • persoonlijkheidsveranderingen
50
Q

Waardoor wordt epilepsie bij een baby meestal veroorzaakt?

A

Door hoge koorts of door een stofwisselingsstoornis.

51
Q

Wat kan de oorzaak zijn van een eerste aanval van epilepsie bij ouderen?

A

Een ernstige hersenbeschadiging bv. door een tumor.

52
Q

Wat is een ‘grand mal’ en wat zijn de symptomen?

A

Een grand mal is een vorm van gegeneraliseerde epilepsie die begint in een klein deel van de hersenen en zich snel uitbreidt
Symptomen:
• tijdelijk bewustzijnsverlies
• ernstige spierspasmen door het hele lichaam
• vaak tongbeet
• schuim om de mond
• urine-incontinentie
De aanval duurt gewoonlijk duurt 1 – 2 minuten en wordt gevolgd door een postictale toestand.

53
Q

Wat is een absence en hoe kenmerkt zich dit?

A

Kleine aanvallen van epilepsie met kortdurende bewustzijnsverlaging die beginnen op kinderleeftijd. Er zijn geen convulsies of spierkrampen, betrokkene zakt niet in elkaar, maar is even ‘afwezig’, vaak knipperen met oogleden.

54
Q

Waar staat CVA voor, welke typen zijn er en welk type komt het meest voor?

A

CVA staat voor Cerebro Vasculair Accident en is een doorbloedingsstoornis in de hersenen waardoor hersenweefsel afsterft. Er zijn 2 types:
• ischemisch, door afsluiting van een slagader door een embolus;
• hemorragisch, een bloeding doordat een bloedvat openscheurt.

De ischemische vorm komt in 80% voor.

55
Q

Noem 4 belangrijke risicofactoren voor CVA.

A
  1. atherosclerose
  2. hoge bloeddruk
  3. diabetes mellitus
  4. roken
56
Q

Waar staat TIA voor, wat is het verschil met een CVA en waarop richt zich primair de behandeling?

A

TIA staat voor Trancient Ischemic Attack en is een tijdelijke verstoring van de hersenfunctie door een voorbijgaande afsluiting van de bloedtoevoer; een TIA onderscheidt zich van een CVA doordat de symptomen verdwijnen na enkele minuten tot 24 uur. De behandeling richt zich primair op het voorkomen van CVA, door risicofactoren te behandelen en door antistolling in de vorm van aspirine te geven.

57
Q

Waarom is het van belang om de precieze oorzaak van een CVA te achterhalen?

A

Bij afsluiting door een bloedstolsel is het risico van een nieuw infarct groot en kunnen onderliggende oorzaken behandeld worden.

58
Q

Wat is een subarachnoidale bloeding? Noem oorzaak, symptomen en behandeling.

A

Een bloeding in de subarachnoidale ruimte tussen arachnoidea en pia mater, veroorzaakt door scheuren van een aneurysma of arterioveneuze malformatie in of rond de hersenen. Symptoom: acuut optredende zware hoofdpijn; behandeling door acuut operatief ingrijpen.

59
Q

Wat is het advies na een val op het hoofd met kort bewustzijnsverlies en waarom?

A

Elk uur wekken om te zien of er geen coma optreedt door een bloeding in de hersenen.

60
Q

Welke symptomen zijn alarmerend na een val op het hoofd, waar duiden deze op?

A
Alarmerende symptomen zijn
•	toenemende slaperigheid of verwarring
•	aanhoudend braken
•	zware hoofdpijn
•	arm of been niet voelen of niet kunnen bewegen
•	moeite met praten en coördinatie
•	trage pols
Deze symptomen duiden op drukverhoging in de schedel door oedeem of bloeding en dus op ernstig hersenletsel.
61
Q

Wat is een chronisch subduraal hematoom en bij welke groep mensen treedt dit vaker op?

A

Een hematoom tussen dura mater en arachnoidea dat geleidelijk ontstaat na een val op het hoofd, na dagen tot weken of zelfs maanden. Vaker bij alcoholisten en ouderen.

62
Q

Welke karakteristieken van hoofdpijn kunnen passen bij een hersentumor?

A

karakteristieken van hoofdpijn die kunnen passen bij een hersentumor:
• progressief beloop in frequentie en ernst
• erger bij liggen
• erger bij ontwaken
• patiënt wordt wakker door de hoofdpijn

63
Q

Wat zijn de kenmerkende symptomen van een acute meningitis?

A

Kenmerkende symptomen van een acute meningitis:
• koorts
• hoofdpijn
• nekstijfheid
• keelpijn
• braken
• soms epileptische aanvallen en gillend huilen bij kinderen jonger dan 2 jaar
• niet-wegdrukbare huiduitslag door onderhuidse bloedinkjes

64
Q

Wat is myoklonie?

A

Korte, snelle en onvrijwillige samentrekking van spiertjes of een spiergroep. Kan bij gezonde mensen optreden (zoals het schokken van een ledemaat bij het in slaap vallen), maar ook een symptoom zijn van een onderliggende aandoening.

65
Q

Welke factoren versterken een tremor?

A
  • alcoholontwenning
  • koffie
  • stress
  • angst
  • vermoeidheid
  • hyperthyreoidie
66
Q

Wat is de ziekte van Parkinson, wat zijn symptomen en welke veranderingen vinden er in de hersenen plaats?

A

De ziekte van Parkinson is een langzaam progressieve, degeneratieve aandoening van het zenuwstelsel. Symptomen zijn
• rusttremor
• traagheid van bewegingen
• verhoogde spierspanning die rigiditeit (stijfheid) geeft

In de hersenen treedt een degeneratie op van de substantia nigra in de basale ganglia.

67
Q

Waardoor worden coördinatiestoornissen veroorzaakt, welk hersendeel is dan getroffen?

A
Coördinatiestoornissen doen zich voor bij
•	alcoholmisbruik
•	na CVA
•	bij hersentumoren
•	hersenbloeding
•	M.S.
•	toxische stoffen.
Het cerebellum is dan aangetast.
68
Q

Wat is dysartrie?

A

Spraakproblemen door een coördinatiestoornis van de stemspieren.

69
Q

Waardoor wordt multipele sclerose veroorzaakt? Noem 2 sensibele, 2 psychische en 2 motorische symptomen.

A

Multipele sclerose wordt veroorzaakt doordat stukjes myeline en zenuwvezels in hersenen en ruggenmerg worden beschadigd en vernietigd door een auto-immuunreactie, mogelijk door virus opgewekt.
• Sensibel: abnormaal gevoel: gevoelloosheid, jeuk, branderigheid;
• psychisch: stemmingswisselingen, depressie, cognitieve stoornissen;
• motorisch: visusstoornissen, spierzwakte, loopproblemen, tremor, obstipatie.

70
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van compressie van een zenuwwortel?

A

Een uitpuilende tussenwervelschijf (een ’hernia nuclei pulposi’).

71
Q

Wat is cervicale spondylose, op welke leeftijd treedt dit meestal op wat zijn de symptomen?

A

Cervicale spondylose is degeneratie van wervels en tussenwervelschijven in de nek, waardoor druk op het ruggenmerg in de nek; treedt veel op bij ouderen. Symptomen:
• pijn en stijfheid van de nek
• soms spastisch, onvast lopen wanneer er sprake is van compressie van het ruggenmerg
• soms zwakte van een arm en pijn in schouder of arm wanneer er compressie is van alleen de wortel

72
Q

Lage rugpijn die toeneemt bij hoesten, niezen of persen duidt op…?

A

Hernia nuclei pulposi ofwel een uitpuilende tussenwervelschijf.

73
Q

Wat is ischias en waardoor kan dit ontstaan?

A

Ischias is meestal hevige pijn van een geïrriteerde, beknelde heupzenuw, vaak door een uitpuilende tussenwervelschijf of door artrose met botuitsteeksels.

74
Q

Wat is HNP? Beschrijf voorkeursplek, voorkeursleeftijd, symptomen en preventie.

A
HNP (hernia nuclei pulposi) is een uitpuilende tussenwervelschijf; deze zit meestal lumbaal, bij mensen tussen 30-50 jaar. Symptomen:
•	uitstralende pijn
•	ischias
•	gevoelloosheid
•	tintelingen
•	krachtsverlies
•	controleverlies blaas/darm.
Preventie door fysiofitness en specifieke spierversterkende oefeningen buik, bekken, billen en rug.
75
Q

Wat is polyneuropathie?

A

Polyneuropathie is een aandoening van meerdere perifere zenuwen tegelijk door het hele lichaam.

76
Q

Wat zijn symptomen van polyneuropathie?

A
Symptomen van sensibele uitval:
•	branderige pijn, vooral bij aanraking
•	tintelingen
•	gevoelloosheid voor pijn of een verminderd gevoel in handen en voeten
•	neiging tot huidzweren
•	‘kussentjes-gevoel’ onder de voeten
•	Spierzwakte
•	spieratrofie.
Symptomen van vegetatieve uitval:
•	obstipatie
•	urine-incontinentie
•	impotentie
•	orthostatische hypotensie
77
Q

Noem een aantal oorzaken voor polyneuropathie.

A
  • Acute oorzaken: toxische stoffen (vergiftigingen), auto-immuunziekten;
  • Chronische oorzaken: diabetes mellitus, alcoholisme met vit. B tekort; vit. B12 tekort.
78
Q

Wat is een somatisatiestoornis, welke karaktertrekken zijn hierbij typerend en wat is het risico?

A

Chronische, ernstige psychische stoornis, gekenmerkt door tal van steeds terugkerende lichamelijke symptomen van pijn, maag-darmklachten, seksuele en neurologische symptomen die niet door een lichamelijke aandoening kunnen worden verklaard. Komt voor bij overdreven afhankelijke, theatrale personen, manipulerend, angstig met suïcidale tendens.
Het risico is dat zij daadwerkelijk suïcide plegen omdat zij menen niet geholpen te kunnen worden of niet serieus genomen te worden.

79
Q

Wat is een conversiestoornis?

A

Een psychisch conflict dat wordt vertaald (geconverteerd) in neurologische symptomen zoals verlamming van een arm of been.

80
Q

Wat is hypochondrie?

A

De angst om een ernstige ziekte te hebben, ook na onderzoek en geruststelling.

81
Q

Wat zijn de kenmerken van een obsessieve-compulsieve stoornis, wat zijn veel voorkomende obsessies en welke andere aandoening gaat hier vaak mee samen?

A

Het hebben van recidiverende, ongewenste ideeën, beelden of impulsen die vreemd, gemeen of afschuwelijk lijken voor de persoon die ze ervaart. Gaat samen met dwang om iets te doen dat het ongemak verlicht dat door de stress wordt veroorzaakt,
Veel voorkomende obsessies: handen wassen, controleren of de deur op slot zit, of het gas uit is.
Gaat vaak samen met depressie.

82
Q

Wat is een posttraumatische stressstoornis en hoe herken je die?

A

Symptomen van intense angst, hulpeloosheid of afschuw blijven iemand achtervolgen lang na de traumatische ervaring. Herinneringen dringen zich steeds op, flashbacks, nachtmerries en gevoelens; kenmerkend zijn vermijdingsgedrag en selectief geheugenverlies.

83
Q

Wanneer is er sprake van een depressie?

A

Men spreekt van een depressie als de depressieve gevoelens in duur en intensiteit niet meer in verhouding staat tot de oorzakelijke gebeurtenis, of als de gevoelens op zichzelf staan.

84
Q

Wat is een seizoensgebonden depressie? Wat zijn oorzaak, symptomen en behandeling?

A

Meestal beginnend in oktober en eindigend in maart.
Oorzaak: de productie van melatonine in de langere nachten.
Symptomen: lethargie, te lang slapen, te veel eten. Behandeling d.m.v. lichttherapie.

85
Q

Wat is een manie, kenmerkend gedrag, prognose?

A

Manie is een buitensporige, lichamelijke en psychische activiteit met gevoelens van extreme uitgelatenheid die in geen enkele verhouding staan tot een positieve gebeurtenis;
Kenmerkend gedrag: geagiteerd, druk, prikkelbaar, vijandig, rusteloos, dadendrang, ongeduldig, bemoeizuchtig, ideeënvlucht, wanen (grootheidswaan).
Behandeld is de prognose goed, onbehandeld kan manie zeer risicovol zijn, met delier en overlijden.

86
Q

In welk percentage leidt suïcidaal gedrag tot werkelijke zelfdoding? Noem een aantal risicofactoren voor suïcidaal gedrag.

A
10% pleegt werkelijk zelfmoord.
Risicofactoren zijn:
•	verlies van een dierbare
•	het mannelijk geslacht
•	ouder dan 55 jaar
•	het hebben van schulden
•	depressie
•	eerdere poging
•	alcoholisme
•	psychische aandoeningen zoals een borderline persoonlijkheidsstoornis
•	mensen met ernstige psychoses
•	mensen die ondraaglijk leiden door een chronische of ongeneeslijke ziekte.
87
Q

Noem drie categorieën eetstoornissen met kenmerkende symptomen.

A
  • Anorexia nervosa: verstoord lichaamsbeeld, extreme angst voor zwaarlijvigheid, weigering lichaamsgewicht te handhaven, erfelijke en sociale factoren spelen een rol; perfectionistisch, dwangmatig en intelligent; misleiding en ontkenning.
  • Boulimia nervosa: vreetbuien met purgeren; sociale en erfelijke factoren, hogere klasse meisjes en vrouwen; ernstige stress is vaak de aanleiding; bij overmatige sporters, impulsieve mensen, alcoholmisbruik.
  • Vreetbuienstoornis: zonder purgeren; neiging tot adipositas; de vreetbuien nemen toe naarmate het lichaamsgewicht toeneemt.
88
Q

Wat wordt verstaan onder persoonlijkheidsstoornissen?

A

Stoornissen die gekenmerkt worden door waarnemings-, reactie- en omgangsvormen die relatief star en sociaal onaangepast zijn. Er is altijd sprake van ernstig lijden; de overgang van normaal naar stoornis is echter geleidelijk.

89
Q

Wat kunnen de gevolgen zijn van persoonlijkheidsstoornissen op persoonlijk, relationeel en maatschappelijk vlak?

A

Persoonlijkheidsstoornissen leiden tot gedrag dat kan leiden tot verslaving en ziekten, zelfvernietiging en conflicten met de maatschappij. Ook psychische crises in de vorm van angst, depressie, psychose en suicide komen voor. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis kunnen als ouder inconsequent, afstandelijk, te geëmotioneerd, misbruikend of onverantwoordelijk gedrag vertonen, wat kan leiden tot medische en psychische problemen bij hun kinderen.

90
Q

Wat zijn de kenmerken van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en wat is het typische afweermechanisme?

A

• wantrouwend en argwanend
• wraak willen nemen
• juridische stappen tegen anderen ondernemen
• zeer efficiënt en consciëntieus te werk gaan.
Afweer: projectie.

91
Q

Wat zijn de kenmerken van een schizoïde persoonlijkheidsstoornis en wat is het typische afweermechanisme?

A
•	introvert
•	eenzelvig en teruggetrokken
•	emotioneel kil
•	sociaal afstandelijk
•	bang voor hechte en intieme relaties
Afweer: leven in fantasie.
92
Q

Wat zijn de kenmerken van een theatrale persoonlijkheidsstoornis?

A
  • opvallende manier van aandacht trekken en zich druk maken over het uiterlijk
  • levendige, expressieve manier van doen
  • gemakkelijk in relaties, maar oppervlakkig
  • neiging tot seksualiseren
  • overdreven, onnatuurlijke of kinderachtige emoties
93
Q

Wat zijn de kenmerken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis?

A
  • superioriteitsgevoel
  • behoefte aan bewondering
  • gebrek aan empathie
  • uitermate gevoelig voor mislukking of kritiek, waardoor woedend of depressief
  • kwetsend
  • arrogant
  • egocentrisch
94
Q

Wat zijn de kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, bij welke bevolkingsgroep komt dit nagenoeg uitsluitend voor en wat is het typische afweermechanisme?

A
•	gevoelloze minachting voor rechten en gevoelens van anderen
•	oneerlijkheid
•	bedrog
•	uitbuiting t.b.v. materieel gewin of persoonlijke voldoening
•	conflictueus
•	gewelddadig
•	onverantwoordelijk
•	geven anderen de schuld van problemen
•	neiging tot alcoholisme
•	verslaving
•	seksueel afwijkend
•	mishandeling
•	vaak met familiegeschiedenis
•	als kind verwaarloosd of mishandeld
Bij vrijwel uitsluiten bij mannen voor.
Afweer: projectie, acting out.
95
Q

Wat zijn de kenmerken van een borderline-persoonlijkheidsstoornis, bij welke bevolkingsgroep komt dit het meest voor en wat zijn de typische afweermechanismen?

A

• labiel zelfbeeld
• labiele stemmingen
• labiel gedrag en inter-persoonlijke relaties
• verwarde gedachtewereld, uit zich vooral bij jongvolwassenen
• neiging tot automutilatie
• als kind verwaarloosd of mishandeld
• persoonlijke en hechte relaties zijn moeizaam
• vragen om hulp i.v.m. mishandeling
• depressies
• eetstoornissen
• kan gemakkelijk omslaan in ongepaste kwaadheid
• seksueel roekeloos en impulsief
• soms psychose
Komt meestal bij vrouwen voor.
Afweer: zwart-wit (splitting); automutilatie.

96
Q

Wat is schizofrenie en wat zijn de symptomen?

A
Schizofrenie is ernstige en chronische psychische stoornis met
•	verlies van contact met de werkelijkheid (psychose)
•	hallucinaties
•	wanen
•	abnormale gedachtepatronen
•	affectvervlakking
•	verminderde motivatie
•	sociaal disfunctioneren
97
Q

Op welke leeftijd treedt schizofrenie meestal voor het eerst op, wat is de vermoedelijke oorzaak?

A

Bij mannen rond 18 jaar, bij vrouwen rond 25 jaar.
• erfelijke factoren
• neurologische oorzaken door tekorten in de ontwikkeling van het zenuwstelsel
• en omgevingsinvloeden spelen een rol.

98
Q

Wat zijn wanen?

A

Denkbeelden die niet op de werkelijkheid berusten.

99
Q

Welk percentage van degenen die willen stoppen met roken slaagt daar jaarlijks in?

A

3-4%

100
Q

Wat zijn de psychische en lichamelijke effecten van marihuana?

A
Psychisch:
•	onderdrukt de hersenactiviteit
•	veroorzaakt een dromerige toestand
•	onsamenhangende ideeën
•	licht psychedelisch, waardoor tijd, ruimte en kleur vervormen en intenser worden beleefd
•	vermindert spanning
•	vergroot gevoel van welbehagen
•	motorisch vermogen neemt af
•	verergering schizofrenie
Lichamelijk:
•	Paniekreacties
•	versnelde hartslag
•	droge mond
•	bloeddoorlopen ogen