Oefen Examen Woordjes F,G&H Flashcards Preview

Engels > Oefen Examen Woordjes F,G&H > Flashcards

Flashcards in Oefen Examen Woordjes F,G&H Deck (88)
Loading flashcards...
1
Q

Onder ogen zien, het hoofd bieden, geconfronteerd worden met

A

To face

2
Q

Feitelijk

A

Factual

3
Q

Verdwijnen, verbleken

A

To fade

4
Q

Mislukken, zakken voor

A

To fail

5
Q

Er niet in slagen te, nalaten te

A

To fail to

6
Q

Tamelijk

A

Fairly

7
Q

Geloof

A

Faith

8
Q

Verkeerd, onjuist

A

False

9
Q

Bekend, vertrouwd

A

Familiar

10
Q

Hongersnood

A

Famine

11
Q

Leuk vinden, vallen op

A

To fancy

12
Q

Modieus

A

Fashionable

13
Q

Fataal, dodelijk

A

Fatal

14
Q

Lot

A

Fate

15
Q

Gunst

A

Favour

16
Q

Ten gunste van

A

In favour of

17
Q

Bang zijn

A

To fear

18
Q

Kenmerk

A

Feature

19
Q

Genoeg hebben van

A

To be fed up with

20
Q

Bedrag, honorarium

A

Fee

21
Q

Mede

A

Fellow

22
Q

Vrouwelijk

A

Female

23
Q

Vruchtbaar

A

Fertile

24
Q

Roman, verzinsel

A

Fiction

25
Q

Denkbeeldig

A

Fictional

26
Q

Hevig, fel

A

Fierce

27
Q

Figuur, getal

A

Figure

28
Q

Een boete geven

A

To fine

29
Q

Firma, bedrijf, stevig

A

Firm

30
Q

Passen

A

To fit

31
Q

Gedijen, bloeien

A

To flourish

32
Q

Vloeiend

A

Fluent

33
Q

Dwang, kracht, geweld

A

Force

34
Q

Voormalig, ex, eerstgenoemde

A

Former

35
Q

Fortuinlijk, gelukkig

A

Fortunate

36
Q

Oprichten, stichten, funderen

A

To found

37
Q

Vrij, gratis

A

Free

38
Q

Angst, schrik aanjagen

A

To frighten

39
Q

Van brandstof voorzien, voeden

A

To fuel

40
Q

Bevredigend

A

Forfilling

41
Q

Voortaan

A

Future, in

42
Q

In de toekomst

A

In the future

43
Q

Verkrijgen, verwerven

A

To gain

44
Q

Kloof, gat

A

Gap

45
Q

Tussenjaar

A

Gap year

46
Q

verzamelen

A

To gather

47
Q

Uitrusting, versnelling

A

Gear

48
Q

Huisarts

A

General practioner

49
Q

Edelmoedig, royaal

A

Generous

50
Q

Vriendelijk, zacht

A

Gentle

51
Q

Echt, oprecht

A

Genuine

52
Q

Gebaar

A

Gesture

53
Q

Kwijt raken, wegdoen

A

To get rid of

54
Q

Reusachtig

A

Gigantic

55
Q

Wereldwijd

A

Global

56
Q

Schitterend, adembenemend

A

Gorgeous

57
Q

Roddelen

A

To gossip

58
Q

Elegant, sierlijk

A

Graceful

59
Q

Afstuderen, een opleiding voltooien

A

To gaduate

60
Q

Geven, toekennen

A

To grand

61
Q

Begrijpen

A

To grasp

62
Q

Dankbaar

A

Grateful

63
Q

Ernstig, graf

A

Grave

64
Q

Gulzig, hebberig

A

Greedy

65
Q

Volwassen

A

Grown up

66
Q

Raden

A

To guess

67
Q

Gewoonte

A

Habit

68
Q

Omgaan met

A

To handle

69
Q

Tegenspoed, ontbering

A

Hardship

70
Q

Schade

A

To harm

71
Q

Schadelijk

A

Harmful

72
Q

Onschuldig, onschadelijk

A

Harmless

73
Q

Krantenkop

A

Headline

74
Q

Verhogen

A

To highten

75
Q

Erfgenaam

A

Heir

76
Q

Vandaar

A

Hence

77
Q

Erfgoed

A

Heritage

78
Q

Held, hoofdpersoon

A

Hero

79
Q

Heldin, hoofdpersoon

A

Heroine

80
Q

Aarzelen

A

To hesitate

81
Q

Eerlijk

A

Honoust

82
Q

Vandaal

A

Hooligan

83
Q

Gijzelaar

A

Hostage

84
Q

Vijandig

A

Hostile

85
Q

Enorm, geweldig

A

Huge

86
Q

Mens, menselijk, van de mens

A

Human

87
Q

Nederig

A

Humble

88
Q

Vernederen

A

To humiliate