Les 5: Verificatie en Falsificatie Flashcards Preview

Wetenschapsfilosofie (Arne) > Les 5: Verificatie en Falsificatie > Flashcards

Flashcards in Les 5: Verificatie en Falsificatie Deck (12)
Loading flashcards...
1
Q

Wat is een observatiezin?

A

Een zin waarmee een mogelijke observatie beschreven kan worden

2
Q

Wat is een voorbeeld van een observatiezin?

A
  1. het boek ligt op de tafel
  2. het bord is niet groen
  3. de koffiekop is leeg en het glas is vol
3
Q

Wat is een onware observatiezin?

A

“Donald Trump draagt een tutu”

  • Donald Trump = observeerbare persoon
  • Het is observeerbaar dat iemand een tutu draagt
  • er is geen intrinsieke reden waarom een particulier individu geen tutu kan dragen

MAAR de zin blijft onwaar

4
Q

Wat zijn de 3 voorwaarden van een hulphypothese?

A

een zin is een hulphypothese relatief ten opzichte van een gegeven hypothese (= hoofdhypothese) en een eindige consistente verzameling van observatiezinnen als

  1. die zin gebruikt wordt om de (negatie van de) hoofdhypothese logisch af te leiden uit die verzameling observatiezinnen
  2. die zin gebruikt wordt om een (negatie van de) observatiezin uit de hypothese af te leiden
  3. die zin onmisbaar is in die logische afleidingen
5
Q

Wat is het Quine-Dunhem probleem (3)?

A
  1. een disjunctie is waar als en slechts als minstens 1 van de disjuncten waar is
  2. Uit de indirecte falsificatie van de hoofdhypothese volgt dat
    • de hoofdhypothese onwaar is OF
    • minstens 1 van de hulphypothesen onwaar is OF
    • minstens 1 van de observatiezinnen onwaar is
  3. Hieruit volgt niet dat de hoofdhypothese zelf onwaar is
    • de waarheid van een disjunct volgt niet uit de waarheid van de disjunctie
6
Q

Wanneer is een hypothese een ad hoc hypothese?

A

een hypothese is ad hoc als en slechts als ze enkel en alleen naar voren geschoven wordt om bij de indirecte falsificatie van een hoofdhypothese te kunnen concluderen dat minstens 1 hulphypothese fout is

7
Q

Een zin waarmee een mogelijke observatie beschreven kan worden is een?

A

observatiezin

8
Q

voorbeeld van een ?

  1. het boek ligt op de tafel
  2. het bord is niet groen
  3. de koffiekop is leeg en het glas is vol
A

een observatiezin

9
Q

“Donald Trump draagt een tutu”

  • Donald Trump = observeerbare persoon
  • Het is observeerbaar dat iemand een tutu draagt
  • er is geen intrinsieke reden waarom een particulier individu geen tutu kan dragen

MAAR de zin blijft een ?

A

een onware observatiezin

10
Q

een zin is een ? relatief ten opzichte van een gegeven hypothese (= hoofdhypothese) en een eindige consistente verzameling van observatiezinnen als

  1. die zin gebruikt wordt om de (negatie van de) hoofdhypothese logisch af te leiden uit die verzameling observatiezinnen
  2. die zin gebruikt wordt om een (negatie van de) observatiezin uit de hypothese af te leiden
  3. die zin onmisbaar is in die logische afleidingen
A

de 3 voorwaarden van een hulphypothese

11
Q

Deze drie punten vatten welk probleem samen?

  1. een disjunctie is waar als en slechts als minstens 1 van de disjuncten waar is
  2. Uit de indirecte falsificatie van de hoofdhypothese volgt dat
    • de hoofdhypothese onwaar is OF
    • minstens 1 van de hulphypothesen onwaar is OF
    • minstens 1 van de observatiezinnen onwaar is
  3. Hieruit volgt niet dat de hoofdhypothese zelf onwaar is
    • de waarheid van een disjunct volgt niet uit de waarheid van de disjunctie
A

het Quine-Dunhem probleem

12
Q

een hypothese is een ? als en slechts als ze enkel en alleen naar voren geschoven wordt om bij de indirecte falsificatie van een hoofdhypothese te kunnen concluderen dat minstens 1 hulphypothese fout is

A

een ad hoc hypothese