Hoofdstuk 4 Flashcards Preview

Religie, Zingeving en Levensbeschouwing > Hoofdstuk 4 > Flashcards

Flashcards in Hoofdstuk 4 Deck (27)
Loading flashcards...
1
Q
  1. Wat is het verschil tussen natuurwetsdenken en het personalisme?
A
  • Natuurwetsdenken: midden van 20ste eeuw werd het officiële katholieke denken nog bepaald door een min of meer dualistisch mensbeeld en een juridische ethiek. De mens werd gezien als een wezen dat een lichaam en een ziel heeft. Hierbij werd het lichaam verwaarloosd of als negatief beschouwd. De centrale categorie van de ethiek was de natuurwet.
  • In tweede helft van de 20ste eeuw werd het natuurdenken aangevuld mete en geleidelijk vervangen door het personalisme.
    • Niet de wet, maar de menselijke persoon zelf zal nu de maatstaf voor het beoordelen van een menselijke daad worden.
2
Q
  1. Wat is het verschil tussen een dualistisch mensbeeld en het personalisme
A
  • Dualistisch mensbeeld = scheiding tussen ziel en lichaam.
  • Personalisme is een stroming in de filosofie die de “persoon” als hoogste vorm van “zijn” beschouwt. Deze variant van persoonlijk idealisme bloeide in de Verenigde Staten. Volgens het personalisme komt de hoogste mate van werkelijkheid en waarheid tot uitdrukking in de “persoon”.
3
Q
  1. Vermeld vier aspecten van het mensbeeld die sedert de middeleeuwen veranderd zijn.
A
  1. Maarten Luther: eiste van de wereldse en religieuze overheid gewetensvrijheid op voor de mens en wilde alleen de autoriteit van de Bijbel aanvaarden
  2. Charles Darwin: einde gemaakt aan de religieuze overtuiging dat de mens de kroon is op de schepping en aangetoond dat de mens veel gemeenschappelijk heeft met dieren.
  3. Karl Marx: aangetoond dat het leven van de mens afhankelijk is van de maatschappelijke en sociale context, van rijkdom en armoede.
  4. Nicolaas Copernicus: mensen van de illusie bevrijd dat de aarde het centrum van het universum is = heliocentrisch wereldbeeld.
4
Q
  1. Geef een lijst (zonder uitleg) van de tien dimensies van de menselijke persoon “ten volle beschouwd”.
A
  1. De menselijke persoon is een subject
  2. De menselijke persoon is een subject in lichamelijkheid
  3. Ons lichaam is ook een stuk van de materiële wereld
  4. Menselijke personen zijn wezenlijk op elkaar gericht (ik-jij verhoudingen)
  5. Mensen hebben nood aan het leven in sociale groepen (wij-ik)verhoudingen)
  6. Geschapen naar Gods beeld zijn de menselijke personen gereoepn om God te kennen en te beminnen en hem in al hun houdingen en handelingen te verheerlijken
  7. Menselijke personen zijn historische wezens
  8. Alle menselijke personen zijn fundamenteel gelijken, maar tevens is ieder een oorspronkelijkheid
  9. Alle menselijke personen zijn geroepen in een respectvolle relatie met hun medeschepselen en het gehele ecosysteem te leven
  10. Alle menselijke personen leven in relatie tot door mense gemaakte culturele en technische voorwerpen
5
Q
  1. Wat is de voorwaarde van het personalisme om de mens en niet de wet te beschouwen als maatstaf van het ethisch handelen?
A
  • Niet de wet, maar de menselijke persoon zelf zal nu de maatstaf voor het beoordelen van een menselijke daad worden.
  • Tweede Vaticaans Concilie: “het zedelijk karakter van een handelwijze hangt niet alleen af van de goedwillende intentie en de subjectiee motivering, maar moet worden bepaald vanuit objectieve criteria die hun grondslag vinden in de eigen aard van de persoon en diens daden.”
  • De menselijke persoon moet ten volle beschouwd worden en mag niet worden gereduceerd tot lichaam en ziel.
6
Q
  1. Citeer de “Selbstzweckformel” (zonder commentaar) van Immanuel Kant.
A
  • “Handel zo dat jij het menszijn, zowel in eigen persoon als in de persoon van ieder ander altijd tegelijk als doel, nooit louter als middel gebruikt”. Dit is de passieve betekenis van “subject”, dit impliceert de manier waarop de persoon behandeld wordt. Actieve persoon = bewustzijn, de zelf-reflectie, handelen van persoon, morele verantwoordelijkheid en ‘aansprakelijkheid’.
  • Volgt uit de eerste dimensie van Janssens van het theologisch personalisme: de menselijke persoon, als maatstaf van het ethisch handelen mag niet gereduceerd worden tot het hebben van een lichaam en een ziel.
7
Q
  1. Hoe vermijdt het personalisme het dualisme van lichaam en ziel van vroegere mensbeelden?
A
  • De menselijke persoon is een subject in lichamelijkheid. De mens is persoon in lichamelijkheid. Deze visie overstijgt de dualistische opvatting naar een geïntegreerde, holistische visie. Het lichaam maakt constitutief deel uit van het mens-zijn, onafscheidelijk deel uit van het subject. Subject en lcihaam zijn zo met elkaar verweven dat het één niet kan zonder het ander en dat het lichaam meer is dan materi. Lichamelijke behoeften zijn daarom van essentieel belang.
  • Verzet zich tegen minachting van het lichaam als negatief en tegen de ophemeling of verheerlijking van het lichaam als het enigste dat telt.
8
Q

. Licht de derde dimensie van het mens-zijn van het personalisme van Louis Janssens toe (“materiële wereld”).

A
  • Ons lichaam is niet alleen onafscheidelijk verweven met ons subject-zijn, maar ook deel van de materiële werkelijkheid. Als gevolg hiervan hebben we fysieke behoeften. Hier dus ook economie: doel de mens in een situatie van schaarste in staal te stellen in zijn behoeften te voorzien.
  • Religieus standpunt: de rentmeester van de schepping te zijn.
  • Die waardering van de materiële wereld gaat lijnrecht in tegen het gebrek aan appreciatie dat meer spiritualistsich ingestelde posities kenmerkte. Ook kritiek tegen kapitalistische maatschappijen, met de focus op het materiële.
  • Personalistische mensvisie: wereldlijke mensvisie. De mens is een stuk van de materiële wereld en moet er zorg voor dragen.
9
Q
  1. Licht de zesde dimensie van het mens-zijn van het personalisme van Louis Janssens toe (“openheid voor God”).
A
  • Zesde dimensie: “Geschapen naar Gods beeld zijn de menselijke personen geroepen om God te kennen en te beminnen en Hem in al hun houdingen en handelingen te verheerlijken.
  • Fundamentele openheid voor het authentieke absolute, voor de authentieke God die de mens in mystieke ervaringen vaak in de vorm van afwezigheid en duisternis ontmoet.
  • Vele gelovigen staan niet werkelijk open voor de ontmoeting met de buitenwereldse transcendente God omdat ze zonder het te beseffen de ware God voor één of ander afgod gereuild hebben: en een afgod is altijd een binnenwereldse realiteit.
10
Q
  1. Wat kan de zesde dimensie (“openheid voor God”) van het mens-zijn van het personalisme van Louis Janssens betekenen voor atheïsten?
A
  • Ook voor agnosten en atheïsten zijn er impliciete of onbewuste realiteiten die voor hen absoluut zijn.
  • Soms ingegeven door een kritische houding ten opzicht van binnenwereldse afgoden. Dit is dus geenszins een gebrek aan openheid voor het authentieke goddelijke mystier.
  • Niet hetzelfde als geen respect voor keuze: een eerlijke keuze voor atheïsme verdient het volste respect als een uiting van het subject-zijn van de mens en dus van zijn gewetensvrijheid. Alsook respect voor een theïstsich geloof.
11
Q

Op welk fundament wordt gelijkheid van alle mensen gegrond vanuit (joods en christelijk) gelovig standpunt?

A
  • 8ste en laatste dimensie van Janssens: Alle menselijke personen zijn fundamenteel gelijken, maar tevens is ieder een oorspronkelijkheid.
  • Fundamentele gelijkheid van alle mensen, gebaseerd op de overtuiging dat iedereen deel heeft aan de menselijke natuur of aan de condtion humaine.
  • Gelovig standpunt: gegrond in het geloof dat alle mensen geschapen zijn in Gods beeld en gelijkenis.
  • Geen uniformiteit, maar gelijkheid in verscheidenheid. Iedere mens is uniek. Oorspronkelijkheid van de mens is een dimensie van al de andere dimensies van de persoon.
12
Q

Op welke wijze kan het beginsel van de gelijkheid van alle mensen volgens Jonathan Sacks gevaarlijk worden?

A
  • Volgens hem heeft het westerse denken onder de invloed van Plato de gelijkheid ten koste van de uniciteit van de mens beklemtoond en zo het universalistische, absolute denken bevorderd. Dit koestert de illusie van het bezit van de ene waarheid en dit kan gemakkelijk leiden tot onverdraagzaamheid.
  • Culturen en religies zijn ook uniek.
13
Q

Volgens Jonathan Sacks is het jodendom een “particularistisch monotheïsme”. Wat bedoelt hij hiermee?

A
  • Het jodendom gelooft in één God, maar niet in één religie, noch in één cultuur, noch in één waarheid.
14
Q

Wie is volgens Jonathan Sacks de meest wijze persoon in het licht van de oorspronkelijkheid of de verscheidenheid van elke mens?

A
  • De meest wijze is niet degene die zichzelf wijzer acht dan de anderen. Het is degene die weet dat alle mensen aandeel in de wijsheid hebben en die bereid is van hen te leren, want niemand van ons kent de hele waarheid maar ieder van ons weet er iets van.
15
Q

Vermeld de zes beginselen van de ecologische rechtvaardigheid (zonder commentaar).

A
  • 9de dimensie van het mens-zijn: Alle menselijke personen zijn geroepen in een respectvolle relatie met hun medeschepselen en het gehele ecosysteem te leven.
  1. Het beginsel van de intrinsieke waarde van het heelal, de aarde en al haar onderdelen
  2. Het beginsel van de wederzijdse verbondenheid: de aarde is een gemeenschap van onderling verbonden levende wezens die van elkaar afhankelijk zijn voor het leven en het overleven.
  3. Het beginsel van de stem: de aarde is een subject dat zijn stem kan verheffen tot lofzang en tegen onrechtvaardigheid
  4. Het beginsel van de bestemming: de aarde en al haar onderdelen hebben een plaats en een karakteristieke bijdrage tot de bestemming in haar geheel
  5. Het beginsel van de wederzijdse bescherming: de aarde is een domein van grote diversiteit en van evenwicht waar verantwoordelijke bewakers als partners en niet als beheersers de gemeenschap van de aarde in evenwicht en diversiteit bewaren
  6. Het beginsel van verzet: de aarde en haar onderdelen lijden niet alleen ten gevolge van de onrechtvaardige handelingen van de mensen, maar ze verzetten er zich ook tegen in het vechten voor haar rechtvaardigheid.
16
Q

“De mens is in essentie onzichtbaar”. a) Geef commentaar op deze uitspraak in het licht van het symbooldenken, d.w.z. leg uit in welke zin deze uitsprak zinvol zou kunnen zijn.

A
  • Het symbool is onze enige en geprivilegieerde toegang tot het gesymboliseerde. Toegepast op de mens betekent dit dat we ons lichaam niet hebben of dat we in de plaats ook iets anders zouden kunnen hebben. Alleen in en door het lichaam kan het subject deel uitmaken van de materiële wereld, want in het aanraken van het lichaam wordt het subject, wordt de mens aangeraakt.
  • De materiële voltrekking en verschijning van het immatiërele = Welk aspect van de mens is dan wel zichtbaar?
17
Q

Wat hebben kunstwerken en robots te maken met “de menselijke persoon ten volle beschouwd”?

A
  • Kunstwerken worden door mensen gemaakt en zijn dus niet zomaar objecten, maar dragen min of meer het subject-zijn van specifieke mensen mee. Vaak zijn het bemiddelingen van een of ander aspect van het subject-zijn van de mens. Kunst, kennisdragers en architectuur participeren ten diepste in het mens-zijn van hun zenders en ontvangers.
  • De door mensen gemaakte voorwerpen zijn extensies, verlengingen van de mens en als dusdamnig hebben ze dimensies van subject)zijn en van lichamelijkheid. Men kan de mens niet adequaat begrijpen zonder er rekening mee te houden.
18
Q

Wat wordt in het alledaagse leven bedoeld met “een symbolische prijs” en hoe verschilt dit van het gebruik van het woord “symbolisch” in filosofie en theologie (en in het handboek)?

A
  • Symbolisch in het dagelijkse leven zoals een symbolisch geschenk of geste. Hierbij is telkens het materiële deel, het symbool zelf, uiterst zwak en lijkt het idee, hoe zwakker het symbool, hoe sterker het gesymboliseerde. Hierbij ontmoetn men in het symbool het gesymboliseerde niet werkelijk, maar moet men het symbool overstijgen om achter of boven het symbool tot de werkelijkheid te komen.
  • Filosofische en theologische betekenis: men ontmoet in het symbool zelf en alleen hier en ook niet achter of boven het symbool de werkelijkheid van het gesymboliseerde omdat de twee onafscheidbaar met elkaar verwezen zijn. Het symbool is de duurzame plaats van bemiddeling tussen de materiële en immatriële dimensie. Het symbool is onze enige en geprivilegieerde toegang tot het gesymboliseerde, geen afgeleide of tweederangsbenadering.
19
Q

De mens kan niet worden verkocht. Alain Badiou zegt: “Men kan geen liefde kopen. Seks, ja, maar geen liefde.” Wat heeft deze uitspraak te maken met een symbolische mensvisie?

A
  • De meest fundamentele aspecten van het menselijk handelen worden niet te koop aangeboden. De mens zelf mag niet het voorwerp zijn van economische transacties,: een mens mag niet en kan niet verkocht worden.
20
Q

Slavernij, uitbuiting en armoede zijn de gevolgen van een dualistische mensvisie. Hoe tracht het personalisme en de symbolische mensvisie in te gaan tegen slavernij, uitbuiting en armoede?

A
  • Dualistische mensvisie van lichaam en ziel als twee min of meer onafhankelijk van elkaar naast bestaande delen is verantwoordelijk voor veel problemen en onhoudbare toestanden op het gebied van de economie.
  • Moderne slavernij, uitbuiting en armoede zijn de gevolgen van een minachting van de lichamelijke aspecten van het menselijk leven. De symbolische mensvisie zou de gedragsdragers in religie, politiek en economie eerbied inboezemen voor de mens in zijn geheel, voor zijn onaantastbare waardigheid, niet alleen als rationeel wezen, maar ook als integraal geheel.
21
Q

Waarom is reïncarnatiegeloof volgens een symbolische mensvisie ondenkbaar?

A
  • Onvervangbare uniciteit van elke mens = basis van de waardigheid. Elke eenheid van een symbool en het gesymboliseerde is uniek en exclusief, waarbij ze niet los van elkaar kunnen bestaan. Als ze gescheiden worden = vernietiigng van een oorspronkelijke, unieke werkelijkheid.
22
Q

Wat gebeurt volgens het symbooldenken met het lichaam van een mens bij het overlijden?

A
  • Bij scheiding van het subject en zijn lichaam bij de dood eindigt het levende lichaam als symbool. Hierbij wordt het lichaam van een symbool in een teken getransformeerd. Het dode lichaam doet niet meer een aanwezige realiteit aan de zintuigen verschijnven, maar verwijst als een teken naar een afwezige werkelijkheid.
23
Q

“Een teken is deiktisch …, een symbool daarentegen is performatief”. Licht toe wat hiermee bedoeld wordt.

A
  • Een teken is deiktisch (aanwijzend), een symbool is performatief. In het symbool sticht vrijheid wat zij zegt, verwerkt vrijheid wat zij toont, verwerkelijkt zij haar eigen bestemming.
  • In het symboliseringsgebeuren van subject en lichaam worden wij zonder meer wie we zijn, blijven wij in leven. Leven wordt door te leven verrijkt.
  • Als de behoeften van een mens niet vervuld zijn, kan het leven niet openbloeien omdat de symboolhandelings als performatieve handeling niet of minder werkzaam zal zijn.
24
Q

Het symbool bemiddelt, maar staat ook in de weg. Geef toelichting bij deze uitspraak.

A
  • Het symbool openbaart, onthult het gesymboliseerde. Dat betekent meer dan gewoon tonen of aanwijzen. Openbaring sluit het performatieve in. Maar men moet ook onder ogen zien dat het symbool fundamenteel het gesymboliseerde verhult. Die bewustwording is noodzakelijk om fundamentalistische benaderingen te vermijden.
  • Het lichaam onthult wie we zijn, maar verhult ook tegenlijk wie we zijn. We kunnnen ons nooit volledig kenbaar maken aan een medemens en we kunnen een medemens nooit volledig kennen. Mensen blijven voor ons vaak een mysterie en zijn altijd goed voor verrassingen, aangename en onaangename.
  • Voorbeeld:
  • Door de bemiddeling van de lichamelijkheid treden we in contact met de dimensie van het unieke mysterie van de gesymboliseerde persoon.
25
Q

Wat is het verschil tussen een raadsel en een mysterie in het kader van het symbooldenken?

A
  • De verhullende dimensie van het symbool heeft al het signaal gegeven dat ondanks de onthullende functie van symbolen een grens bereikt wordt die we niet kunnen overwinnen. Nadat de misverstanden uit de weg geruimd zijn en de raadsels opgelost, komt het echte mysterie naar voren dat ook onverhuld een mysterie blijft.
  • De interpretatie van een symbool moet mensen voorbereiden op de ontmoeting met het mysterie dat in de symboolhandeling tot uitdrukking komt. We treden in contact met de dimensie vna het unieke mysterie van de gesymboliseerde persoon..
26
Q

Economisch handelen moet rekening houden met de dimensie van het unieke mysterie van elke persoon. Geef toelichting bij deze uitspraak.

A
  • Men zou best rekening houden met de toekomstdimensie, de opnendedness van het mens-zijn. Authentieke interactie met een medemens staat altijd open voor nieuwe ontdekkingen en verrassingen. Symbolische communicatie vergt openheid naar de toekomst.
27
Q
  1. Op welke manier zou de visie van de mens als homo symbolicus uitbuiting van de mense en slavernij kunnen tegenwerken?
A
  • Het is eigen aan het symbooldenken en aan het personalisme dat zij de materiële, fysieke dimensie van het menselijk leven niet onderschatten of als minderwaardig beschouwen. Zij zijn daarom bijzonder geschikt voor het uitbouwen van een mensbeeld dat waardering en begrip heeft voor het belang van het economisch handelen.
  • De homo symbolicus zou in dialoog en misschien ook in competitie moeten treden met de homo economicus.