hoofdstuk 19 De geconsolideerde jaarrekening Part 2 Flashcards Preview

3D Bedrijfsadministratie Consolidatie > hoofdstuk 19 De geconsolideerde jaarrekening Part 2 > Flashcards

Flashcards in hoofdstuk 19 De geconsolideerde jaarrekening Part 2 Deck (7)
Loading flashcards...
1
Q

Moet een dochtermaatschappij die niet kan worden aangemerkt als groepsmaatschappij, in de geconsolideerde jaarrekening van de groep worden betrokken?

A

Nee, in het BW wordt als consolidatiekring (dat zijn de in de consolidatie te betrekken ondernemingen) genoemd:
• de rechtspersoon die aan het hoofd staat van de groep (de moedermaatschappij);
• haar dochtermaatschappijen in de groep;
• andere groepsmaatschappijen;
• andere rechtspersonen waarop de moedermaatschappij een overheersende
zeggenschap kan uitoefenen of waarover zij de centrale leiding heeft. Dochtermaatschappijen die niet tot de groep behoren, vallen dus buiten de consolidatiekring indien de moedermaatschappij daarop geen overheersende zeggenschap kan uitoefenen of daarover niet de centrale leiding heeft. Bij kapitaalvennootschappen (nv of bv) zal dat niet snel het geval zijn, bij personenvennootschappen zal het vaker voorkomen dat wel sprake is van een dochtermaatschappij (bijvoorbeeld de vennootschap onder firma – geen rechtspersoon), maar dat geen overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend of geen centrale leiding bestaat.

2
Q

Geef uw oordeel over de vraag of een onderneming die wel als groepsmaatschappij maar niet als eedafneming kan worden gezien, moet worden meegeconsolideerd in de geconsolideerde jaarrekening.

A

Tot de consolidatiekring behoren de groepsmaatschappijen en de rechtspersonen waarop overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend of waarover centrale leiding bestaat. Als er dus een maatschappij is die ten opzichte van de hierbedoelde groepsmaatschappij (niet-deelneming) aan het hoofd staat van de groep (of een groepsdeel) dient deze maatschappij de hier- bedoelde groepsmaatschappij in de consolidatie te betrekken (bijvoorbeeld een zustermaatschappij).

3
Q

Wat wordt bedoeld met de uitspraak: ‘In de huidige wettelijke bepalingen in het BW in het BW is voor gevraag of een kapitaalparticipatie in de consolidatie moet worden betrokken de beslissende zeggenschap (centrale leiding) een belangrijke rol gaan spelen’

A

Voor het zijn van dochtermaatschappij (in de vorm van een kapitaalvennootschap) speelt het criterium ‘centrale leiding’ een belangrijke rol. Voor het hebben van een groepsband speelt het criterium ‘centrale leiding’ eveneens een rol. Maar er zullen weinig dochtermaatschappijen zijn die niet tevens groepsmaatschappij zijn. Bovendien zullen er weinig dochtermaatschappijen zijn in de vorm van een kapitaalvennootschap waarover geen overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend of waarover geen centrale leiding betaat.

4
Q

NV A bezit 60% van de andelen van BV B en 25% van de aandelen van BV C. BV B bezit 35% van de aandelen van BV C.

Dient BV C als dochtermaatschappij van NV A en BV B te worden beschouwd, als:
1 het kapitaalscriterium wordt gehanteerd;
2 het criterium zeggenschap wordt gehanteerd?
NB Motiveer de antwoorden met berekeningen.
3 dient NV A bij de consolidatie BV C te betrekken?

A
  1. Bij het kapitaalscriterium heeft
    • NVAeenbelanginBVC van25%+60%van35%=46%;
    • BVBeenbelanginBVC van35%.
    Omdat beide belangen in BV C beneden de 50% liggen, zou BV C niet als dochter van NV A en BV B worden aangemerkt indien uitsluitend het kapitaalscriterium zou worden gehanteerd.
  2. Bij het zeggenschapscriterium heeft NV A – in verband met haar meerderheidsbelang in BV B – voor 25% + 35% = 60% de zeggenschap in BV C. Op grond hiervan wordt BV C als dochter van BV A beschouwd. BV C is geen doch- ter van BV B.
  3. Ja, omdat BV A overheersende zeggenschap kan uitoefenen bij BV C.
5
Q

BV A heeft 40% van het geplaatst kapitaal van BV C verschaft. BV B heeft 20% van het kapitaal van BV C verschaft. De resterende 40% van het kapitaal van BV C is in handen van diverse particuliere aandeelhouders. BV A en BV B zijn groepsmaatschappijen.

  1. Is BV C een dochtermaatschappij van BV A?
  2. Is BV C een dochtermaatschappij van BV B?
A

BV C is geen dochter van NV A en ook geen dochter van BV B. De zgn. toereke-ningsregel geldt alleen voor dochtermaatschappijen (en BV B is geen dochter van NV A en NV A geen dochter van BV B) en niet voor groepsmaatschappijen. Wel is het denkbaar dat NV A BV C moet consolideren, omdat NV A (door de groepsband met BV B) overheersende zeggenschap kan uitoefenen in BV C.

6
Q

Wat wordt bedoeld met ‘vrijstelling van deelconsolidatie door tussenholdings’?

A

Consolidatie door de dochter van de kleindochter mag onder bepaalde voorwaarden achterwege blijven als er een consolidatie plaatsvindt door de moeder van moeder, dochter en kleindochter.

7
Q

Welke procedure worden doorgaans bij de balans- en resultatenconsolidatie toegepast met betrekking tot de balans en de winst- en-verliesrekening van een te consolideren belang dat in de loop van het verslagjaar wordt verworven of waarvoor het voornemen ontstaat om ze op termijn sf te stoten?

A

De in de loop van een jaar verworven ondernemingen die behoren tot de consolidatiekring moeten in de geconsolideerde balans worden opgenomen, omdat ze per balansdatum tot de consolidatiekring behoren.
Indien het verworven belang uitsluitend wordt gehouden om te vervreemden, vindt in het geheel geen consolidatie plaats (geen balansconsolidatie en geen resultatenconsolidatie). De verworven onderneming hoort dan niet tot de consolidatiekring.
Wat de resultatenconsolidatie betreft, worden de resultaten van in de loop van het boekjaar verworven te consolideren belangen verwerkt (meegeconsolideerd) voor zover ze na het moment van verwerving (de overnamedatum) zijn behaald. Dit is niet het geval indien de transactie waardoor het te consolideren belang is verworven, een samensmelting van belangen (‘pooling of interests’) is.
Geconsolideerde belangen waarvan het voornemen bestaat om ze op termijn af te stoten, blijven in het algemeen in de (balans- en resultaten)consolidatie betrokken tot het moment van daadwerkelijke afstoting.