Echocardiografie Flashcards Preview

Cardiologie > Echocardiografie > Flashcards

Flashcards in Echocardiografie Deck (17)
Loading flashcards...
1
Q

Drie dimensies van echocardiografie

A

1) axiaal (best, in verticale lijn vanaf transducer)
2) lateraal (neemt af bij diepte)
3) plakdikte (meestal 3-10mm)

2
Q

principe van doppler echo

A

structuren in bewegings reflecteren kortere golflengte als naar bron toe bewegen, en met langere golflengte als ze van bron af bewegen.

3
Q

doppler meethoek en foutmarges

A
  • <10 gr hoek –> fout <1,5%

- 20 –> onderschatting van 6%

4
Q

Drukgradient tussen twee compartimenten: simplificatie bernouliformule

A

4 x (maximale snelheid Vmax)^2

5
Q

Spier maakt laag of hoog frequente signalen? Hoe tot uiting brengen?

A

Laag (wordt als ruis weg gefilterd soms). Kenbaar maken met TDI (snelheidsinformatie). Afhankelijk van onderzoekshoek! —> cosinusregel.

6
Q

Def Strain

A

deformatie (verlenging verkorting) van een object genormaliseerd naar oorspronkelijk vorm.

7
Q

Def strainrate

A

Snelheid waar de deformatie plaatsvindt. (2cm object verlengt met 2 mm in 1 sec, strainrate is 20%).

8
Q

Standaard projecties TTE

A
  • Parasternaal
  • Apicaal (4-kamer, 4-k+LVOT, apicale lange as, apicale 2-K
  • Subcostaal
  • suprasternaal (aorta, arcus, VCS, ArtPul)
9
Q

beoordeling wandbewegingen:

A

16-17 segmenten model: scoren op beweging: 1) n 2) hypokin, 3) akin 4) dyskin 5) aneurysmatisch

10
Q

Normale V aortaklep

A

1,2-1,8 cm/s

11
Q

piek instantaneous gradient berekening bij 2m/s

A

4x2^2 = 16 mmHg

12
Q

PIG bij 2-3-4 m/s Vmax

A
2 = 16 mmHg,
3 = 36 mmHg (al enkele dysfunctionerende bladen)
4 = 64 mmHg (ernstige pathologie)
13
Q

ESC peak jet veolicty Aortaklepstenoe groepen

A

mild 2.6-2.9, moderate 3.0-4/0, severe >4,0

14
Q

formule SV en CO

A
Valve Area (VA) x time velocity intergral = SV
SV x HF = CO
15
Q

Wat is E/A ratio

A

maat voor diastolische functie: verh tussen early topvulling (E) en actieve laat-dias vulling (A)

16
Q

Normaal E/A ratio

A

Jong: >2 (passieve aanzuiging > actieve contractie
Ouder: 1 (relaxatiesnelheid neemt af)

17
Q

diastolische dysfunctie type 1,2 en 3

A

E/A < 1, drukken normaal maar minder soepel
E/A 1-2, pseudonormalisatie bij oplopende drukken
E/A >2 restrictief vullingspatroon