College 7: Taal en waarheid Plato over de filosoof, de dichter en de sofist Flashcards Preview

metafysica > College 7: Taal en waarheid Plato over de filosoof, de dichter en de sofist > Flashcards

Flashcards in College 7: Taal en waarheid Plato over de filosoof, de dichter en de sofist Deck (21)
Loading flashcards...
1
Q

Wat gebeurd er in het Symposium van Plato?

A

Er worden een aantal filosofen uitgenodigd om een lofzang te houden voor Eros. Maar dan komt Socrates aan het woord. Je moet je eerst richten op de waarheid en dan moet je proberen om het zo mooi mogelijk te verwoorden. De kunst van de rhetorica moet gericht zijn op de waarheid. Als wij alleen mooi willen spreken over Eros, dan kunnen we de waarheid uit het oog verliezen.

2
Q

Wat is taal?

A

Taal is een instrument dat onze ideeën overeenbrengt, het is een instrument in dienst van iemand die weet wat hij wil zeggen.

3
Q

Waarom is Socrates’ uitspraak problematisch?

A

Stel je moet een paper schrijven. Je begint te schrijven met een vaag idee in je hoofd. Gedurende het schrijven kom je erachter wat je idee is. Op een of andere manier heeft de taal ervoor gezorgd dat ik van gedachte ben veranderd. Er is dus niet eerst een idee en dan het uitdrukkende. Tijdens het uitdrukken in een taal kom ik erachter wat mijn idee is. Het idee van taal als instrument lijkt dus problematisch. Wat Socrates (Plato) zorgt dus voor ophef, maar aan de ene kant moeten we de waarheid ook niet uit het oog verliezen.

4
Q

Wat is de logos?

A

De logos wordt vergeleken met een spiegel. Het gebruikt het beeld van de zon. We kunnen niet rechtstreeks naar de zon kijken, maar wel naar de weerspiegeling van de zon in het water. We hebben de taal nodig om de dingen voor ons te laten verschijnen. Anderszijds is die logos niet betrouwbaar. We lopen het risico om de waarheid van de dingen kwijt te raken. Taal is misschien geen spiegel, maar wel het medium waarin de waarheid voor ons verschijnt.

5
Q

Waarom kunnen wij alleen maar in taal denken?

A

Al denkend verhouden wij ons tot de werkelijkheid. Daarom moet taalfilosofie een belangrijk onderdeel zijn van filosofie. De taal maakt de mens tot wie we zijn.

6
Q

Vertekend taal altijd de waarheid?

A

Dat kun je denken, omdat mensen allemaal verschillende talen spreken/hebben. Als we de talen proberen te vertalen dan blijkt dat niet dezelfde betekenis to uitdrukkingen kunnen vertalen. Als het zo gesteld is met de taal, zonder universele uitdrukkingen, betekent dat dan niet dat het medium van de taal altijd de waarheid vertekend? Er is geen universele taal, waarin we alles tot uitdrukken kunnen brengen. Daarom zijn er ook filosofen die logica willen.

7
Q

Wat betekent mimesis?

A

Afstand nemen van de waarheid.

8
Q

Wie is Hermes?

A

De God Hermes is de uitvinder de taal. Hij is de boodschapper van God. Hij brengt boodschappen van de Goden naar de mensen. Daarmee is hij ook de God van de dieven en de reizigers, omdat hij bekend staat voor het overschrijden van grenzen.

9
Q

Wat is pseudos?

A

Dat betekent misleidende schijn. Dit vind Plato het meest interessant. Als we het hebben over taal, dan hebben we het over misleidende schijn. Taal kan schijn opleggen.

10
Q

Wat is het figuur van Pan?

A

Pan is de zoon van Hermes. Hij is van boven glad en van onderen ruw. Het onware blijft beneden bij het volk en het is ruw en bokkig. Plato is zich bewust van de misleiding waarmee de taal ons wil opzadelen.

11
Q

Welke rol heeft de dichter?

A

De dichter spreekt de lagere delen van de mens aan en de filosoof de hogere delen van de mens, de rede aan. Volgens Plato is er maar een gedicht dat er toe doet, dat is geschreven op basis van inspiratie door de Goden. De God is in mij. Dichters zijn volgens Plato enthousiastelingen. Ze spreken niet op eigen kracht, maar op basis van goddelijke inspiratie. Als hij dat wordt duidelijk waarom Socrates problemen heeft met de dichter, want de dichter heeft niets te maken met de rede.

12
Q

Hoe weet ik dat mijn idee en dat van anderen identiek zijn aan elkaar?

A

Iedereen heeft zijn eigen unieke ideeën. Als ik dat idee echter uitdruk in woorden, druk ik dat uit in iets dat we allemaal delen.

13
Q

Hoe kan ik recht doen aan het unieke als ik alleen mezelf kan uitdrukken in het algemene?

A

Dat algemene gaan anderen interpreteren in hun eigen unieke. Dat het unieke en het algemeen iets met elkaar te maken hebben, weten we niet.

14
Q

Welk communicatiemodel wordt besproken in de dialoog?

A

Er wordt gesproken van een goddelijke kracht. Er wordt een kracht gecommuniceerd. De toehoorders worden bezeten van dezelfde goddelijke kracht als de spreker. Het woord is hier kracht in plaats van betekenis. Stel je voor dat je een magneet hebt en daar om heen aan aantal ijzeren ringen. Die magneet geeft de magnetische kracht door aan hetgeen wat om hem heen ligt. Al die ijzeren ringen worden overgenomen door de magnetische kracht. De goddelijke kracht is een kracht die zichzelf uitdeelt, van de ene ijzeren ring tot de andere. Je krijgt dus een ander communicatiemodel: een directe deling van een goddelijke kracht.

15
Q

Wat is het nadeel van de goddelijke kracht?

A

Het nadeel van dit model is dat we de vraag moeten stellen waar ons begrip van de zaak zich bevindt. Het cruciale verschil bevindt zich dus tussen kracht en betekenis.

16
Q

Welk onderscheid maakt Hannah Arendt?

A

Ze maakt een onderscheid tussen het wat en het wie.

  • Wat is de mens? Het antwoord is een wezensdefinitie. Dat geldt voor ons allemaal. De wat vraag levert ons dus iets algemeens op.
  • Wie ben je? Dan zou je je naam zeggen. Het zijn specifieke vragen gericht op de persoon. Dus antwoorden zijn ook gericht op de persoon. Je krijgt dan een dichterlijk antwoord; het is een uniek aspect dat alleen bij jou hoort.
17
Q

Hoe wordt de zoektocht tot waarheid geformuleerd tijdens de antieke wijsbegeerte?

A

Het gaat om de zorg voor de ziel. Hoe zorgen we ervoor dat de ziel niet misleid wordt? Een misleide ziel is een onrechtvaardige ziel en dat zorgt voor een mens die niet zijn optimale leven leidt. De vraag naar hoe je een goed leven leidt, komt centraal te staan. Het is de motiverende vraag tot waarheid. We moeten onze ziel klaarmaken om geschikt te raken om de waarheid te ontvangen (bekering). De eerste zorg is om de mens ontvankelijk te maken voor redelijkheid en het goede leven zelf. Vorming is dus een cruciaal onderdeel. Het gevaar van verkeerd taalgebruik is dat we misvormt worden, het gaat over de misleiding die impact heeft op de wijze waarop je leeft. Je kunt in een prachtige staat zijn opgegroeid, maar toch misvormd worden.

18
Q

Wat staat er centraal tijdens de discussie met de Sofisten?

A

De zorg voor de ziel. Socrates laat zien wat het gevaar is om je aan een aantal denkbeelden bloot te stellen. Bij het kopen van kennis loop je gevaar. Kennis kun je niet afzonderlijk inslaan. Als je de prijs betaalt hebt, moet je ze in je eigen ziel innemen. Zodra je een tekst van een Sofist leest, zal dat je ziel vormen. Bij het ondergaan van zoiets zul je schade lopen. Het klinkt dramatisch, maar et zit iets in. Het maakt uit welk onderwerp je kiest. Stel je schrijft je scriptie over een filosoof, dan wordt je gevormd door de denkwijze van die filosoof. Het gaat hier om de specifieke zorg voor de ziel.

19
Q

Wat is het verschil tussen een debat en een dialoog?

A

Een dialoog is een gesprek dat zich richt op waarheid. In een dialoog probeer je slimmer/wijzer te worden. Je wilt de waarheid zoeken. In het geval van een debat is het anders, je wil winnen van je tegenstander. Sofisten waren beter in debatten dan in dialogen. Ze willen de gesprekspartner op het verkeerde been zetten. Het gaat niet over spreken van de waarheid tijdens een debat. Bij een debat gaat het om redevoering. Is overtuigen dan belangrijker dan de waarheid? (de filosoof vindt van niet).

20
Q

Waarom kun je het onderscheid tussen een debat en dialoog koppelen aan het Symposium (de lofzang aan Eros) van Plato/Socrates?

A

Socrates gaat gelijk een dialoog aan met de vorige spreker. Hij vraagt of het waar is wat de spreker gezegd heeft. Stap voor stap blijkt dat niets waar is. Dus eerst moet hij weten wat waar is voor hij spreekt. Zo zie je ook een stijlbreuk in het verhaal. Socrates gaat gelijk een dialoog aan om erachter te komen hoe het precies in elkaar zit. Daarom is er later in de Nederlandse vertaling een kopje toegevoegd “Het filosofische deel”, wanneer Socrates begint te spreken.

21
Q

Wat is er problematisch aan de Sofist?

A

De sofist wil ons overtuigen, maar dat is dubieus. Waarheid staat tegenover het overtuigende. Soms hebben ze overlapping, maar soms ook niet. Je moet het waarschijnlijke vertellen, want dat kan het best overtuigen. Hetgeen zelden gebeuren overtuigd niet. Soms moet je zelfs onwaarheid zeggen, omdat de waarheid zo onwaarschijnlijk lijkt dat je niemand kunt overtuigen. Dus je zegt iets dat lijkt op de waarheid, maar het niet is. Het is net een leugenaar die goed kan denken wat waarschijnlijk de waarheid is en waar hij ons mee kan overtuigen.