Blok2A Flashcards

1
Q

Wat is trilhaarepitheel, waar zit het en wat doet het?

A

Trilhaarepitheel is het bekledingslaagje aan de binnenzijde van de hogere luchtwegen dat bestaat uit trilharen, kleine uitsteekseltjes die met een regelmatige golfslag slijm met ongerechtigheden uit de lucht richting mondholte transporteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de zin van hoesten?

A

Het vrijmaken van de luchtwegen en het omhoog brengen van sputum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is dyspneu en waar kan dit op duiden?

A

Dyspnoe is een onaangenaam gevoel van kortademigheid en benauwdheid; duidt op
• ernstige longaandoening
• hartfalen
• anemie
• nierinsufficiëntie
• aandoening van het centrale zenuwstelsel of
• hyperventileren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Scherpe pijn die verergert door diep ademhalen en afneemt door de borstwand stil te houden, komt typisch voor bij?

A

Pleura-aandoeningen, zoals pleuritis of pleuraprikkeling bij een longinfarct.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is wheezing en wat is de meest voorkomende oorzaak?

A

Wheezing betekent piepende ademhaling, het is een fluitend geluid dat optreedt wanneer de lagere luchtwegen worden vernauwd, meestal bij astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is hemoptoë?

A

Het ophoesten van (schuimend) bloed uit de luchtwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke groep patiënten met hemoptoë worden op wat gescreend?

A

Rokers die ouder zijn dan 40 jaar worden op longkanker gescreend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de symptomen van bronchitis?

A

In het begin als van verkoudheid, later met hoesten, koorts, sputum en wheezing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk deel van de longen is ontstoken bij een pneumonie?

A

De alveoli (longblaasjes).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een aspiratiepneumonie?

A

Longontsteking door het inademen van deeltjes (voedsel of braaksel) uit de mond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 2 risicogroepen voor een banale pneumonie.

A

Zuigelingen en hoogbejaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Legionella en hoe wordt die verspreid?

A

Legionella of veteranenziekte is een vorm van longontsteking door de legionellabacterie, die zich verspreid via airco of waterleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een bacteriële superinfectie?

A

Een bacteriële infectie die een longontsteking veroorzaakt nadat een virusinfectie het slijmvlies van de luchtwegen heeft beschadigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke factoren kunnen een astma-aanval uitlokken?

A

Allergenen, stress, inspanning, kou, angst, sigarettenrook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem tenminste 3 maatregelen om astma te vermijden.

A

Allergenen verminderen (geen huisdieren, geen vaste vloerbedekking)

  1. zorgen voor lage luchtvochtigheid
  2. nat afnemen
  3. speciale matras- en kussenhoezen
  4. niet roken
  5. koude lucht
  6. extreme inspanning vermijden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 2 groepen geneesmiddelen tegen astma ken je?

A

Ontstekingsremmers en bronchodilatatoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer is medisch ingrijpen bij een astma-aanval geïndiceerd?

A

Bij een aanval langer dan 15 minuten of die alleen maar verergert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het essentiële verschil tussen astma en COPD?

A

Astma is reversibel, COPD is irreversibel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is longemfyseem?

A

Een aandoening die longblaasjes aantast, waardoor het beschikbare oppervlak om zuurstof en CO2 uit te wisselen drastisch afneemt. Er treedt ook obstructie van de bronchioli op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de belangrijkste behandelmaatregel voor COPD?

A

Stoppen met roken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij 1% van de ziekenhuispatiënten komt longembolie voor. Noem minstens 3 oorzaken hiervoor.

A
  1. Bedlegerigheid
  2. Uitdroging
  3. complicaties van andere ziekten of behandelingen
  4. hoge leeftijd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem 3 manieren waarop het lichaam geïnhaleerde deeltjes verwijdert.

A
  1. Omgeven met slijm en ophoesten
  2. naar buiten werken d.m.v. trilharen
  3. opeten door macrofagen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Lopen kinderen van een schoolgebouw waarin asbest verwerkt is extra gevaar? Waarom wel of niet? Welk eventueel gevaar?

A

Nee, ze lopen geen gevaar, want asbest moet tot gruis zijn gebroken om het te kunnen inhaleren. Het gevaar van asbest inhaleren is het risico op asbestose of mesothelioom, een dodelijke vorm van kanker die zich pas na tientallen jaren kan manifesteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is en hoe ontstaat longfibrose?

A

Fibrose is littekenvorming in het longweefsel dat ontstaat na chronische ontstekingsreacties door bijvoorbeeld auto-immuunziekten, na recidiverende infecties, door chronische inhalatie van stof en na bestraling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is sarcoïdose?

A

Sarcoïdose, (= ziekte van Besnier-Boeck) is een chronische ziekte met onbekende oorzaak en verloop. Meestal zijn de longen aangetast, maar ook andere organen kunnen meedoen. Symptomen kunnen moeheid, hoesten en kortademigheid zijn, maar vaak verloopt de ziekte symptoomloos en wordt hij bij toeval ontdekt op een röntgenfoto. Typerend zijn de zogenaamde granulomen, kleine opeenhopingen van ontstekingscellen in de aangetaste weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat wenst iemand je toe met de uitdrukking: ‘krijg de pleuris’? Beschrijf de symptomen van dit ziektebeeld.

A

Pleuritis, een ontsteking van longvliezen die zich uit met koorts, pijn op de borst, die vast zit aan de ademhaling, snelle oppervlakkige ademhaling en vocht in de pleuraholte, waardoor benauwdheid ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is cystische fibrose en welke organen worden vooral aangetast?

A

Cystische fibrose of taaislijmziekte is een erfelijke aandoening waarbij slijm dat op diverse plaatsen in het lichaam wordt afgescheiden, abnormaal taai is; longen, maagdarmkanaal en lever zijn het meest aangetast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Noem minstens 3 veel voorkomende complicaties bij cystische fibrose.

A
  1. Pneumonie
  2. Pneumothorax
  3. diabetes mellitus (doordat pancreas niet meer functioneert)
  4. levercirrose
  5. galstenen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarop richt zich de primaire behandeling van cystische fibrose?

A

Op het voorkomen van afsluiting luchtwegen en het bestrijden van infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke hartafwijking is het gevolg van ernstig COPD?

A

Het zogenaamde COR PULMONALE: het hart probeert extra bloed naar de longen te pompen om zo de zuurstofvoorziening weer op peil te brengen; daardoor raakt de rechter ventrikel vergroot en verdikt en ontstaat er uiteindelijk rechtzijdig hartfalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is ademhalingsinsufficiëntie? Noem minstens 3 oorzaken.

A

Zuurstofconcentratie in het bloed is gevaarlijk laag en de kooldioxideconcentratie gevaarlijk hoog.
Oorzaken:
1. eindstadium COPD
2. bij ernstige acute longziekte
3. bij overdosis opioïden / alcohol
4. bij obstructie van de luchtwegen
5. verzwakking van de ademhalingsspieren (bij ALS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welk percentage van alle rokers krijgt longkanker?

A

10-12%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het meest voorkomende symptoom van longkanker?

A

Aanhoudende hoest die verergert, het ophoesten van bloed uit de luchtwegen door het stuk gaan van bloedvaatjes, piepen op de borst.

34
Q

Kleincellig longcarcinoom is de kwaadaardigste vorm van longkanker. Waarom is dan operatie toch niet zinvol?

A

Vanwege vroege uitzaaiing naar de lever, hersenen, bijnieren.

35
Q

Wat zijn de functies van het skelet?

A
  • Vorm, stabiliteit, stevigheid en steun: het skelet vormt een stabiel inwendig raamwerk waaraan alle andere delen van het lichaam zijn opgehangen. Het vormt een stevig omhulsel dat vitale en kwetsbare organen beschermt (hersenen, ruggenmerg, hart en longen).
  • Beweging: gevarieerde bewegingen zijn mogelijk door de grote onderlinge beweeglijkheid van de botten.
  • Weefselvorming: in bepaalde delen van de botten worden bloedcellen aangemaakt.
  • Opslag voor mineralen zoals calcium.
36
Q

Hoe vindt botvorming plaats?

A

Door voortdurende ombouw: de afbraak gebeurt door osteoclasten, de opbouw door osteoblasten, waardoor botten in de loop der jaren volledig opnieuw opgebouwd worden.

37
Q

Beschrijf de onderdelen van een gewricht.

A

De bolle kop van het ene bot past in een holle kom van het andere bot, beide bedekt door hyalien kraakbeen met een synovia (gewrichtssmeer).
De botten worden bij elkaar gehouden door het capsula articulare (gewrichtskapsel), waarin ligamenten (gewrichtsbanden) lopen, bestaande uit bundels collagene weefsels, die voor meer stevigheid zorgen en voorkomen dat een gewricht in de verkeerde richting beweegt.

38
Q

Beschrijf de opbouw van de wervelkolom.

A

De wervelkolom bestaat uit
• 33 vertebrae (wervels)
• 7 cervicale (hals)wervels (C1 t/m C7)
• 12 thoracale (borst)wervels (Th1 t/m/ Th12)
• 5 lumbale (lenden)wervels (L1 t/m/ L5)
• 5 sacrale (heiligbeen)wervels (S1 t/m S5) die vergroeid zijn tot sacrum (heiligbeen), staartbeen (os coccygis).
• Tussen de wervels zit de discus intervertebralis (tussenwervelschijf) die uit kraakbeen bestaat met een gelachtige kern, de nucleus pulposus. Deze tussenwervelschijf zorgt voor drukvastheid en vervormbaarheid van de wervelkolom.

39
Q

Beschrijf de functies van het spierstelsel.

A
  • Beweging; spieren laten delen van het lichaam bewegen;
  • Lichaamshouding: bewerkstelligen en handhaven die;
  • Stevigheid: aan lichaamswanden, bijvoorbeeld rond de buikholte;
  • Warmteproductie: actief spierweefsel genereert veel warmte.
40
Q

Wat betekent motorische eenheid en beschrijf deze.

A

Een motorische voorhoorncel in het ruggenmerg heeft een aantal motorische zenuwvezels (neurieten), die elk met meerdere vertakkingen naar een eigen spiervezel gaan en deze kunnen activeren. Voorhoorncel, neurieten en bijhorende spiervezels vormen samen een motorische eenheid.

41
Q

Wat zijn synergisten en antagonisten?

A
  • Synergisten zijn spieren die bij contractie hetzelfde effect op een gewricht hebben, bijvoorbeeld de verschillende buigspieren van de knie.
  • Antagonisten zijn spieren die bij contractie een tegengesteld effect op het gewricht hebben, bijvoorbeeld de strek- en buigspieren van de knie.

Er is vrijwel altijd sprake van spierantagonisme, waarbij zowel de synergisten als de antagonisten contraheren, om zo verfijnde bewegingen mogelijk te maken.

42
Q

Wat zijn flexoren, wat extensoren?

A

Flexoren zijn spieren die voor buiging van een gewricht zorgen,
extensoren zorgen voor strekking.

43
Q

Wat zijn adductoren en wat abductoren?

A

Adductoren zijn spieren die een beweging van een ledemaat veroorzaken naar de romp toe, (waardoor je bijv. een krant onder je arm tegen je lichaam kunt houden);
abductoren zorgen voor beweging van de romp zijwaarts naar buiten.

44
Q

Hoe wordt de buikwand gevormd en wat is de functie?

A

Door 4 buikwandspieren in elkaar gedeeltelijk overlappen. De m. rectus abdominis (rechte buikspier) buigt de wervelkolom naar voren.
De verschillende buikspieren werken synergistisch bij het aanzetten van de buikpers, dragen bij tot stevigheid van de buikwand en beschermen de buikorganen.

45
Q

Welke belangrijkste spieren bewegen het bovenbeen t.o.v. de romp?

A
  • M. gluteus maximus (grote bilspier) strekt het heupgewricht en zorgt voor achterwaarts zwaaien van het bovenbeen.
  • M. ileopsoas is de antagonist van de m. gluteus maximus, buigt dus het heupgewricht en laat het bovenbeen voorwaarts zwaaien.
46
Q

Wat is een slijmbeurs en wat is de functie ervan?

A

Een klein zakje gevuld met slijm, dat als stootkussen/glijbaan onder een pees of tussen bot en gewrichtsband dienst doet.

47
Q

Vanaf welke leeftijd veranderen de weefsels van het bewegingsapparaat door veroudering en wat zijn die veranderingen per weefsel?

A

Vanaf ongeveer 30 jaar. Botten worden brozer, kraakbeen in gewricht dunner en minder veerkrachtig; bindweefsel in pezen en gewrichtskapsel stijver door verlies elastische vezels; spieratrofie door afname spiervezels; verlies aan snelle spiervezels.

48
Q

Wat zijn de symptomen van een gewrichtsontsteking?

A

Warmte, roodheid, pijn, zwelling en functiebeperking van het aangedane lichaamsdeel.

49
Q

Wat betekent en hoe ontstaat spierhypertrofie en spieratrofie?

A
  • Spierhypertrofie is een toename van de grootte van de spier door een volumevergroting van de afzonderlijke spiercellen (dus zonder toename van het aantal spiercellen!) als gevolg van krachttraining, waardoor de spier gaat groeien.
  • Spieratrofie is het dunner en minder krachtig worden van spieren door langdurige bedrust, inactiviteit (bijv, door gipsverband) of een neurologische aandoening bijv. polyneuropathie.
50
Q

Wat is osteoporose en wat veroorzaakt de verergering ervan bij vrouwen in de menopauze?

A

Osteoporose is een meestal leeftijdsgebonden afname van de botdichtheid, door een toegenomen afbraak door osteoclasten en een verminderde opbouw door osteoblasten, wat leidt tot afname van botsterkte en een verhoogd risico op botbreuken. Bij vrouwen in de menopauze wordt dit proces versterkt door een tekort aan oestrogeen.

51
Q

Welk type vrouw heeft het meest last van osteoporose?

A

Blank, mager en lichtgebouwd.

52
Q

Noem minstens 5 risicofactoren voor osteoporose.

A
  1. Familiair voorkomen
  2. blanke ras
  3. gebruik corticosteroïden
  4. vroege menopauze
  5. roken
  6. alcohol
53
Q

Noem de drie meest voorkomende botfracturen door osteoporose.

A

Wervel-, heup- en pols-(Colles)fractuur.

54
Q

Welk praktisch advies kun je geven aan een vrouw met osteoporose na de menopauze?

A

Inname van voldoende calcium, vit. D, voldoende lichaamsbeweging met lopen of springen. Evt. een DEXA laten maken om als uitgangspunt en later als evaluatie te dienen.

55
Q

Noem de drie belangrijkste preventiemaatregelen bij osteoporose.

A
  1. Voldoende calciuminname
  2. voldoende bewegen
  3. voldoende Vit. D
56
Q

Waardoor leidt intensieve sportbeoefening door vrouwen voor de menopauze juist tot verlaging van botmassa?

A

Door intensief sporten wordt de productie van oestrogeen door de ovaria onderdrukt.

57
Q

Welk risico lopen mensen met een ernstige bekken- of heupfractuur en welke symptomen duiden hier op?

A

Er is een risico op longembolie.

Hoesten, pijn op de borst en plotse kortademigheid duiden hierop.

58
Q

Welke 3 genezingsfasen met hun belangrijkste kenmerken kun je noemen na een botfractuur?

A
  1. Ontstekingsfase: duurt weken, met zwelling, verhoogde celactiviteit, pijn, verhoogde bloedtoevoer;
  2. Herstelfase: duurt weken tot maanden, met callusvorming die geleidelijk verkalkt na 3 – 6 weken;
  3. remodelleringsfase duurt vele maanden, callus wordt vervangen door sterker bot en het teveel aan botweefsel wordt geresorbeerd.
59
Q

Wat wordt verstaan onder een ‘pathologische’ fractuur? Geef voorbeelden.

A

Fractuur door een onderliggende ziekte,

bijv. door kanker, osteoporose.

60
Q

Wat is het voordeel van een MRI-scan t.o.v. een Röntgenfoto?

A

Bij MRI-scan worden ook de weke delen goed zichtbaar, bij een Röntgenfoto voornamelijk de botten.

61
Q

Wat is een compressiefractuur, waardoor en waar treedt dit het meest op?

A

Een inzakkingfractuur door de druk van de zwaartekracht, meestal door osteoporose in de lumbale wervels.

62
Q

Wat is een collumfractuur en waarom is deze zo problematisch?

A

Heupfractuur waarbij de kop wordt gescheiden van de rest van het dijbeen; de bloedtoevoer naar de kop wordt hierdoor onderbroken waardoor de kop afsterft en inzakt. Het heupgewricht kan dan niet meer functioneren.

63
Q

Wat onderscheidt maligne van benigne tumoren?

A

Maligne betekent kwaadaardig en kenmerkt zich door invasieve ingroei in allerlei weefsels en door metastasering; benigne betekent goedaardig: een tumor blijft binnen de grenzen het weefsel of een orgaan en verspreid zich niet.

64
Q

Welke 3 symptomen kenmerken artrose?

A

Pijn, stijfheid en functieverlies.

65
Q

Waarom zijn Röntgenfoto’s niet zo zinvol bij de diagnosestelling van artrose?

A

Omdat Röntgenfoto’s geen kraakbeenveranderingen laten zien en omdat de ernst van de veranderingen niet correleert met de symptomen.

66
Q

Wat is reumatoïde artritis?

A

Reumatoïde artritis (reuma) is een ontsteking in het synovium (slijmvlies) van gewrichten, waarbij vaak ook de peesscheden en slijmbeurzen bij betrokken zijn.

67
Q

Welke gewrichten worden het meest door reumatoïde artritis aangetast?

A

De kleine gewrichten van handen en voeten.

68
Q

Welke organen kunnen ook ontstoken raken bij reumatoïde artritis?

A
  • Longvliezen
  • pericard
  • slijmvliezen van de ogen
69
Q

Wat is de vermoedelijke oorzaak van reumatoïde artritis?

A

Auto-immuunreactie.

70
Q

Noem de werking en minstens 3 belangrijke bijwerkingen van corticosteroïden.

A
Corticosteroïden onderdrukken ontstekingsreacties zoals zwelling en pijn; ook het immuunsysteem wordt onderdrukt; soms is dit de bedoeling (na transplantatie bijvoorbeeld), maar vaker is het een bijwerking; andere bijwerkingen zijn:
•	Hypertensie
•	diabetes mellitus
•	maagzweer
•	staar
•	atrofische huid
71
Q

Wat gebeurt er in het lichaam bij een auto-immuunziekte?

A

Door het lichaam worden antilichamen of afweercellen geproduceerd die het lichaamseigen weefsel aanvallen. Hierdoor ontstaat schade aan organen en bindweefsel.

72
Q

Wat is L.E.? Noem belangrijke kenmerken.

A

Lupus Erythematodes is een chronische auto-immuunbindweefselziekte die zich o.a. uit in huidaandoeningen.
Typerend zijn:
• de rode vlindervormige uitslag op wangen en neusrug
• overgevoeligheid voor zonlicht, soms met pleuritis en pericarditis
• gewrichtsontsteking
• mondzweren
• functiestoornis nieren
• en bloedafwijkingen zoals een laag aantal leukocyten, erytrocyten of trombocyten.

73
Q

Wat is het fenomeen van Raynaud en bij welke aandoeningen en medicatie kan dit optreden?

A

Vingers worden plots bleek en koud, gevoelloos en tintelend; komt voor als reactie op kou of emotie, bij L.E., sclerodermie en reumatoïde artritis, en als reactie op bètablokkers en antimigrainemiddelen.

74
Q

Wat is een contractuur en waardoor kan deze ontstaan?

A

Dwangstand van een gewricht, bv. na CVA, door sclerodermie, na langdurige immobilisatie van een ledemaat.

75
Q

Waardoor ontstaat jicht en wat zijn de symptomen van een jichtaanval?

A

Jicht ontstaat door te hoge urinezuurconcentraties in het bloed waardoor uraatkristallen neerslaan in de perifere gewrichten. De acute aanvallen gaan gepaard met hevige pijn en roodheid van het aangetaste gewricht (meestal in de grote teen) met koorts en algehele malaise.

76
Q

Wat zijn de latere gevolgen van jicht?

A

Destructie van gewrichten, tophi (knobbeltjes met uraatkristallen) in gewrichten, nieren en huid; nierstenen.

77
Q

Welke voedingsmiddelen kunnen jicht verergeren?

A

Dierlijke eiwitten (vlees, vis, schaaldieren), paddenstoelen, asperges, alcohol.

78
Q

Wat is het carpale tunnelsyndroom, wat zijn symptomen en oorzaken?

A

Het carpaletunnelsyndroom (CTS) is een aandoening in de pols waarbij de middelste zenuw (nervus medianus) bekneld is. Symptomen zijn gevoelloosheid, tintelingen en pijn in de eerste drie vingers, soms pijn in arm en schouder. Dit ontstaat door overbelasting en overstrekking van de pols.

79
Q

Iemand verstuikt zijn enkel, je ziet geen zwelling of hematoom, hij kan er wel op staan en er voorzichtig mee lopen. Wat is de vermoedelijke schade?

A

Geen of hoogstens een geringe verrekking van de banden.

80
Q

Wat is de vermoedelijke schade bij zwelling, hematoom en er niet mee kunnen lopen?

A

Een verrekking en verscheuring van de gewrichtsband met verscheuring van een bloedvat of zelfs een fractuur van een bot.

81
Q

Noem oorzaken van spierkramp bij ouderen en maatregelen om deze te voorkomen.

A

Onvoldoende doorbloeding naar de beenspieren
en een te laag kaliumgehalte door uitdroging of diuretica.
Adviezen:
• geen lichaamsbeweging direct na het eten
• spieren oprekken voor het slapen gaan
• voldoende drinken van kaliumhoudende dranken (vruchtensappen)
• geen cafeïne
• niet roken

82
Q

Wat zijn de symptomen van fibromyalgie en waardoor wordt het verergerd?

A

Pijn en stijfheid, erger door stress, vermoeidheid, slecht slapen. Erger door lichamelijke inspanning, chronische blootstelling aan vocht en kou.