Blok1A Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen een infectie en een ontsteking?

A

Een infectie is een besmetting met een antigeen of ziekteverwekker, een ontsteking is de immuunreactie op een infectie of op weefselbeschadiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de vijf klassieke symptomen van een ontsteking?

A
  1. calor = warmte (plaatselijk of algemeen als koorts)
  2. rubor = roodheid
  3. dolor = pijn
  4. tumor = zwelling
  5. functio laesa = gestoorde functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent homeostase?

A

Het in evenwicht houden van het lichaam in alle omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de homeostase in stand gehouden?

A

Het autonome zenuwstelsel en hormonen zorgen samen voor homeostase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf wat endocriene klieren zijn en geef twee voorbeelden.

A

Endocriene klieren zijn organen die hormonen maken en aan het bloed afgeven bijv. schildklier, alvleesklier (is tegelijk endocrien en exocrien), bijnieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf wat exocriene klieren zijn en geef twee voorbeelden.

A

Exocriene klieren zijn organen die stoffen produceren en afgeven aan de buitenwereld, bijvoorbeeld slijmklieren, melkklieren en zweetklieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een chromosoom?

A

Een verzameling genen in een dubbele spiraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel chromosomen heeft een menselijke cel?

A

23 paar, dus 46 chromosomen, behalve in de geslachtscellen, daar zitten 23 chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke cellen zitten de geslachtschromosomen?

A

In elke lichaamscel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn geslachtsgebonden genen?

A

Genen die gebonden zijn aan een X-chromosoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt verstaan onder preventie?

A

Het geheel van leefstijl en maatregelen om ziekte te voorkomen en gezondheid te bevorderen en te beschermen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de vier pijlers van de preventieve geneeskunde met voorbeelden?

A
  1. vaccinaties ter voorkoming van infectieziekten, bijv. tegen mazelen;
  2. screening programma’s, bijv. voor hypertensie, kanker;
  3. medicamenteuze preventie, bijv. aspirine ter voorkoming van CVA, cholesterolverlagers tegen arteriosclerose
  4. voorlichting, bijv. over de gevaren van roken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 5 voordelen van voldoende lichaamsbeweging.

A

Sterker hart, betere conditie longen, verlaging bloeddruk, lager cholesterol, lager risico op CVA, soepele spieren, sterkere botten, waardoor minder risico op letsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen aerobe en anaerobe oefeningen en waarvoor gebruik je die speciaal?

A
  • Aeroob: inspanning die veel zuurstof en energie verbruikt, ter verbetering conditie en om energie te verbruiken of af te vallen;
  • Anaeroob: kortdurende krachtsinspanning die weinig zuurstof verbruikt, voor spieropbouw.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een wilsverklaring en waarom is die zinvol?

A

Schriftelijke verklaring, gedateerd en ondertekend, waarbij iemand zijn wensen vastlegt over de zorg die hij wel of niet wenst te krijgen in een toekomstige situatie waarin hij niet bij machte is om daarover zelf te beslissen. Hiermee is het voor familie en behandelaar duidelijk wat wel en niet gewenst is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de 5 emotionele fasen van het rouwproces.

A

Ontkenning, woede, onderhandelen, depressie/verdriet en berusting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is Cheyne-Stokes-ademhaling en waar duidt dit op?

A

Periodiek ademhalen: snel + diep, daarna stopt de ademhaling; duidt op verminderde doorbloeding, zuurstofvoorziening van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekent ‘informed consent’ en wanneer wordt dit gebruikt?

A

Een schriftelijke overeenkomst tussen patiënt en behandelaar die bij elke ingrijpende medische behandeling, of bij een medische behandeling met ingrijpende gevolgen afgesloten dient te worden, waarbij een patiënt goed geïnformeerd wordt en toestemming (consent) geeft betreffende informatie over kansen, risico’s, en alternatieven, en waarin de weloverwogen beslissing van de patiënt over het wel of niet volgen van een therapie beschreven staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het verschil tussen placebo en placebo-effect?

A

Een placebo is een preparaat dat uiterlijk op een geneesmiddel lijkt, gemaakt van zetmeel of suiker, maar geen werkzame stoffen bevat.
Het placebo-effect is het effect dat optreedt na toediening van een middel of een behandeling, ongeacht de samenstelling van het placebo of de aard van de behandeling. Het effect wordt veroorzaakt door een complex van psychische factoren zoals verwachtingen van de patiënt en de relatie en interactie tussen behandelaar en patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke situatie worden placebo’s bewust gebruikt en waarom?

A

Bij het dubbelblind onderzoek naar de werking van geneesmiddelen, om te achterhalen wat de specifieke werking van de inhoudsstof van het geneesmiddel is. Ook worden ze gebruikt om een positief effect te bewerkstelligen zonder iemand schadelijke stoffen toe te dienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom dient de dosis bij pasgeborenen en ouderen te worden aangepast?

A

Bij pasgeborenen i.v.m. lichaamsgewicht en nog onrijp metabolisch enzymsysteem, waardoor snel te hoge dosis en onvoldoende metabolisering; bij ouderen door afname van de enzymactiviteit van de lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat maakt medicijngebruik bij ouderen risicovol?

A

Vaak hebben ze chronische en meerdere aandoeningen tegelijk, waardoor meerdere medicijnen tegelijk ingenomen moeten worden; ouderen zijn gevoeliger voor bijwerkingen dan jongeren; door natuurlijke dehydratie in combinatie met hogere concentraties water-oplosbare medicijnen is er meer risico op bijwerkingen; verminderde leverfunctie door ouderdom zorgt voor mindere omzetting en een verminderde nierfunctie zorgt voor minder excretie, dus afvalstoffen blijven langer in het lichaam en geven weer meer bijwerkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het risico van het gebruik van meerdere geneesmiddelen?

A

Geneesmiddelen kunnen interacties met elkaar hebben, waardoor ze elkaars werking kunnen beïnvloeden (versterken of verzwakken), wat kan leiden tot onwerkzaamheid van een middel, ernstige bijwerkingen of toxiciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke drie groepen analgetica zijn er?

A

Paracetamol, NSAID’s, opioïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe werken de verschillende groepen analgetica en bij welk soort pijn worden ze toegepast?

A

Paracetamol: werking op perifere zenuwstelsel: pijnstillend, koortsverlagend bij lichte tot matige pijn.

NSAID’s: werking op perifere zenuwstelsel: pijnstillend koortsverlagend én ontstekingsremmend, bij matige tot ernstige pijn.

Opioïden: werking op het centrale zenuwstelsel: pijnstillend, bij ernstige chronische pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de bijwerkingen van elke groep analgetica?

A

Paracetamol: leverbeschadiging
NSAID’s: maagirritatie en maagdarmbloedingen
Opioïden: misselijkheid, obstipatie, sufheid, verwardheid en verslaving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer is de kans op resistentie van bacteriën het grootst?

A

Bij te lage dosering, te korte behandeling of het voortijdig stoppen van de kuur, frequente of onnodige toepassing en bij een in het ziekenhuis opgelopen infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Noem twee hoofdgroepen antihypertensiva die als eerste keus gebruikt worden, met werking en bijwerking?

A

ACE-remmers - verwijden de arteriolen, door remming van omzetting van angiotensine I in angiotensine II, (dat de arteriolen doet samentrekken en daardoor bloeddruk verhogend werkt). Bijwerkingen zijn hoesten, hpotensie, hyperkaliemie en angio-oedeem.

Diuretica - zijn vocht afdrijvend. Bijwerking: verlaging kaliumspiegels, verslechtering nierfunctie en dehydratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn cytostatica en wat zijn de meest algemene bijwerkingen?

A

Medicijnen die gebruikt worden bij de behandeling van kanker. Ze grijpen in op de celdeling van zich snel delende cellen. Bijwerkingen: remming van de functie van het beenmerg waardoor bloedarmoede, infecties en verhoogde kans op bloedingen; remming van de celdeling van de slijmvliezen; misselijkheid, braken, diarree; haaruitval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Noem de verschillen in bouw en functie tussen aders en slagaders.

A

Slagaders zijn sterk en flexibel, hebben een veerkrachtige en gespierde wand die de diameter van het bloedvat kan regelen; ze transporteren zuurstofrijk bloed van het hart naar alle organen en weefsels. Aders hebben een dunne wand, zonder spieren, soms met kleppen om terugstroom van het bloed te voorkomen en transporteren zuurstofarm bloed van organen en weefsels naar het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke slagaders transporteren zuurstofarm bloed?

A

De longslagaders (en voor de geboorte ook de navelstrengslagader.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Beschrijf de kleine circulatie.

A

De kleine circulatie is de bloedsomloop tussen hart en longen: van rechter hartventrikel gaat zuurstofarm bloed naar de longslagaders, dan naar het capillaire netwerk van de longen, waar het bloed van zuurstof wordt voorzien, dan gaat zuurstofrijk bloed via de longaders naar het linker atrium van het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Beschrijf de grote circulatie.

A

De grote circulatie is de bloedsomloop tussen hart en de rest van het lichaam, uitgezonderd de longen: zuurstofrijk bloed gaat via linker hartatrium naar linker ventrikel, dan via aorta naar de rest van het lichaam naar het capillaire netwerk. Daar wordt zuurstof onttrokken en vervolgens gaat zuurstof arm bloed via het veneuze stelsel naar de vena cava en dan in het rechter atrium en rechter ventrikel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Benoem de twee waarden van de bloeddruk, leg uit hoe die tot stand komen en geef aan wat gemiddeld normale waarden zijn.

A
  • De bovenwaarde heet systolische bloeddruk, komt tot stand tijdens de systole = de samentrekking van de ventrikels van het hart.
  • De onderwaarde heet diastolische bloeddruk en komt tot stand bij de diastole = de ontspanningsfase van de ventrikels. Gemiddelde normale waarden 120-130/70-80.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat betekent ischemie en welk symptoom hoort daarbij?

A

Onvoldoende doorbloeding naar de spieren of een orgaan. Het tekort aan zuurstof veroorzaakt pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is een aneurysma en waar komt die het vaakst voor?

A

Zwakke uitpuilende plek in de wand van een slagader, komt het meest voor in de aorta (buik).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Noem tenminste 3 oorzaken van dyspneu.

A

Hartfalen, longziekten, aandoeningen van het centrale zenuwstelsel waardoor de spieren verzwakt of verlamd raken, anemie, nierinsufficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is orthostatische hypotensie en welk gevaar levert het op?

A

Daling van de bloeddruk bij het overeind komen vanuit liggende of zittende positie; het gevaar is duizeligheid, collaberen (in elkaar zakken) en vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is oedeem?

A

Oedeem (uitspraak ‘eudeem’) is een opeenhoping van extracellulair vocht in weefsel, leidend tot zwelling zonder toename van het aantal cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Noem enkele belangrijke oorzaken van oedeem.

A

Hartfalen; aderaandoeningen (bijv. klepgebrek of trombose); te lang in dezelfde houding zitten; verandering in de bloedsamenstelling bij lever-/nierziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat betekent cyanose en waar wijst het op?

A

Cyanose is een blauwpaarse verkleuring van de huid, die wijst op zuurstoftekort in het bloed.

42
Q

Noem twee belangrijke aandoeningen waarbij cyanose voorkomt.

A

Cyanose kan veroorzaakt worden door ernstige long- of hartziekten.

43
Q

Beschrijf tenminste vijf symptomen die kunnen passen bij een hartaandoening.

A
  1. Pijn op de borst of uitstralend naar linker schouder en arm, veroorzaakt door ischemie, kan duiden op een (dreigend) myocardinfarct.
  2. Dyspnoe (kortademigheid) komt veel voor bij decompensatio cordis (hartfalen) door longoedemen en bij een (dreigend) myocardinfarct.
  3. Hartkloppingen als gevolg van een stoornis in de prikkelgeleiding van het hart.
  4. Duizeligheid door hypotensie bij decompensatio cordis (hartfalen).
  5. Syncope (flauwvallen) als gevolg van hypotensie door decompensatio cordis (hartfalen).
  6. Oedeem in beide benen als gevolg van decompensatio cordis.
  7. Vermoeidheid als gevolg van onvoldoende doorbloeding van weefsels door decompensatio cordis (hartfalen).
44
Q

Benoem de risico’s van hypertensie.

A

CVA, aneurysma, hartfalen, hartinfarct en nierbeschadiging.

45
Q

Welke rol speelt het sympathisch zenuwstelsel in de bloeddrukregulatie?

A

Het sympathisch zenuwstelsel stimuleert de bijnieren, waardoor uitscheiding van (nor)epinefrine/(nor)adrenaline en beïnvloeding van de nieren, waardoor minder uitscheiding van water en zout. Ook wordt direct het hartritme beïnvloedt door de sympathische plexus.

46
Q

Welke rol spelen de nieren in de bloeddrukregulatie en hoe heet dit systeem?

A

De nieren scheiden water en zout uit, waardoor de bloeddruk daalt. Bij bloeddrukdaling produceren de nieren renine, dat ervoor zorgt dat het hormoon angiotensine wordt aangemaakt. Angiotensine doet de arteriolen samentrekken en stimuleert de bijnierschors tot afgifte van aldosteron. Aldosteron zet de nieren aan tot vasthouden van water en zout. Zo ontstaat er een complex feedbackmechanisme dat voor evenwicht zorgt, het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS) genoemd.

47
Q

Wat is het effect van hypertensie op de hartspier en wat kunnen de gevolgen daarvan zijn?

A

Dikkere hartwand en ventrikelhypertrofie, waardoor kans op hartritmestoornissen en hartfalen.

48
Q

Wat is een vasovagale syncope (collaps) en wanneer komt dit voor?

A

Flauwvallen door stimulatie van de nervus vagus bijv. door pijn, darmkrampen, urineren, angst/schrik, braken.

49
Q

Wat wordt verstaan onder ‘shock’?

A

Door te lage bloeddruk wordt de werking van alle organen ernstig aangetast.

50
Q

Hoe uit zich een dreigende shock? (noem minstens 4 symptomen)

A

Bleek, klam, zweten, trage of juist snelle zwakke pols, duizeligheid, misselijkheid, geeuwen, zwaktegevoel, wazig zien.

51
Q

Noem de 3 belangrijkste groepen oorzaken van shock.

A
  1. Laag bloedvolume door bloeding, overmatig vochtverlies, ernstige diarree, grote brandwonden, diuretica;
  2. onvoldoende pompwerking van het hart door infarct, klepgebrek of aritmie;
  3. overmatige verwijding van de bloedvaten door hoofdletsel, vergiftigingen, septische shock.
52
Q

Wat wordt verstaan onder decompensatio cordis?

A

Decompensatio cordis (hartfalen) is een aandoening waarbij het hart niet meer in staat is om voldoende bloed rond te pompen om aan de behoefte van de weefsels te voldoen.

53
Q

Wat zijn de symptomen van rechtszijdige decompensatie?

A

Stuwing in het gebied stroomopwaarts van het rechter hartgedeelte, dus oedeem in benen of buikorganen.

54
Q

Wat zijn de symptomen van linkszijdige decompensatie?

A

Stuwing in het gebied stroomopwaarts van het linker hartgedeelte, dus longoedeem en
dyspneu.

55
Q

Noem 4 frequente oorzaken van hartritmestoornissen.

A

Coronaire hartziekten, klepaandoeningen, hartfalen, geneesmiddelen, schildklierziekten, hevige emoties.

56
Q

Wat is het gevaar van hartritmestoornissen?

A

Hartfalen.

57
Q

Welke symptomen kunnen op hartritmestoornissen wijzen?

A

Duizeligheid, benauwd, pijn op de borst, flauwvallen.

58
Q

Wat betekent cardioversie en wanneer wordt dit gedaan?

A

Elektrische schok door het hart om het hartritme te normaliseren, toegepast bij ernstige tachycardie die ontstaat vanuit de ventrikels (ventrikelfibrilleren), die zich uit als plotse hartstilstand met syncope.

59
Q

Bij een uitspanning hangt een kastje met daarop de letters AED. Wat is dit?

A

Automatische Externe Defibrillator, een apparaat om cardioversie mee te doen door getrainde EHBO’ers.

60
Q

Wat gebeurt er bij boezemfibrilleren en wat is het effect op de bloeddruk?

A

Zeer snelle ontladingen in de boezems die niet leiden tot contracties; de kamers trekken hierdoor onregelmatig en sneller samen, waardoor bloeddrukdaling optreedt en evt. hartfalen.

61
Q

Wat merkt iemand van boezemfibrilleren?

A

Soms weinig, maar iemand kan de onregelmatige hartslag voelen, kan duizelig worden of pijn op de borst krijgen.

62
Q

Wat is het risico van boezemfibrilleren en hoe probeert men dat te voorkomen?

A

Stolsels of trombose in de boezems, die kunnen losschieten en daardoor een embolie veroorzaken, meestal in de hersenen met een CVA of TIA als gevolg. Door antistolling in de vorm van aspirine probeert men dat te voorkomen.

63
Q

Wat gebeurt er met het hart bij een zogenaamde ‘hartstilstand’?

A

De hartkamers contraheren (trillen) in een uiterst snel tempo, waardoor het slagvolume tot nul daalt en er geen sprake meer is van pompfunctie. Functioneel staat het hart dan stil.

64
Q

Wat zijn de symptomen van een hartstilstand?

A

In elkaar zakken, doodsbleek, sterk verwijde pupillen, geen pols/hartslag/bloeddruk voelbaar of meetbaar.

65
Q

Wat is de eerste behandeling bij een hartstilstand?

A

Reanimatie of defibrillatie.

66
Q

Welke 2 klepafwijkingen kun je onderscheiden en wat gebeurt er dan met het bloed?

A

Klepinsufficiëntie: de kleppen sluiten niet goed meer, waardoor het bloed terug stroomt en stuwt in het achtergelegen gebied (stroomopwaarts;

Klepstenose: door verlittekening na een infectie (endocarditis) of myocardinfarct ontstaan er stugge kleppen die zich niet goed openen: een vernauwing van de hartklep. Hierdoor kan er onvoldoende bloed doorheen kan en de doorbloeding in het achterliggende gebied tekort schieten (ischemie en extreme moeheid, vooral bij inspanning).

67
Q

Wat is pericarditis?

A

Ontsteking van het hartzakje door infectie of andere omstandigheden die het hart irriteren.

68
Q

Wat is het grootste gevaar van een pericarditis?

A

Harttamponnade: samendrukking van het hart door ophoping van vocht tussen de twee vliezen, waardoor het zich niet meer voldoende kan samentrekken en de pompfunctie wegvalt.

69
Q

Noem tenminste 5 risicofactoren die atherosclerose bevorderen.

A

Roken, verhoogde cholesterolspiegels, hypertensie, diabetes mellitus, overgewicht, gebrek aan lichaamsbeweging, familiair voorkomen, mannelijk geslacht.

70
Q

Wat is één van de voornaamste oorzaken van een te hoge bloedcholesterolspiegel?

A

Stress.

71
Q

Wat zijn de risico’s van ernstige vetafzetting in de buikstreek?

A

Atherosclerose, waardoor coronaire hartziekten; hypertensie, diabetes mellitus type 2, hoge cholesterolspiegels.

72
Q

Wat is de oorzaak van coronaire hartziekte?

A

Ophoping van cholesterol in atheromen in de kransslagaders, waardoor de bloedvoorziening van de hartspier wordt afgesloten.

73
Q

Wat zijn de belangrijkste complicaties van coronaire hartziekte?

A

Als de bloedtoevoer naar de hartspier in gevaar komt, ontstaat er angina pectoris (als gevolg van myocardischaemie); bij verdere verstopping een myocardinfarct (hartinfarct).

74
Q

Noem tenminste 3 maatregelen waarmee je risicofactoren voor coronaire hartziekte gunstig kunt beïnvloeden.

A

Afvallen bij overgewicht, stoppen met roken, hypertensie behandelen, zorgen voor genoeg lichaamsbeweging en gezonde voeding, aanpak hoge cholesterolspiegels, behandeling van evt. diabetes mellitus.

75
Q

Welke voedingsfactoren verlagen het risico op coronaire hartziekte?

A

Voedingsvezels, vit. C uit groenten en fruit, vit. E, phytochemicals, visolie.

76
Q

Omcirkel het juiste antwoord: roken verhoogt het risico op hartvaatziekten met 25% / 50% / 100%

A

100%

77
Q

Wat is dotteren?

A

Het verwijden van een vernauwde kransslagader d.m.v. een ballonkatheter.

78
Q

Wat is een myocardinfarct en hoe ontstaat het?

A

Afsluiting van bloed naar de hartspier, waardoor dit deel van de hartspier afsterft; meestal door een bloedstolsel in de reeds vernauwde kransslagader.

79
Q

Noem de 2 meest voorkomende symptomen van een myocardinfarct.

A

Pijn op de borst, hartritmestoornissen.

80
Q

Noem 5 mogelijke complicaties na een myocardinfarct.

A
  1. Hartfalen
  2. hartritmestoornissen
  3. pericarditis
  4. ruptuur hartspier
  5. bloedstolsels
  6. hypotensie
  7. depressie
  8. littekenweefsel
81
Q

Wat is de rol van aspirine bij een myocardinfarct?

A

Het voorkomen van bloedstolsels.

82
Q

Wat betekent perifeer vaatlijden en bij welke mensen treedt deze aandoening vaak op?

A

Perifeer vaatlijden is een plotselinge of geleidelijke afsluiting van arteriën in armen, benen en romp, vooral bij ouderen , (ex)rokers, diabetespatiënten, bij atherosclerose, hypertensie en ernstig overgewicht.

83
Q

Wat is en waardoor ontstaat claudicatio intermittens?

A

Claudicatio (= etalagebenen) is heftige pijn en vermoeidheid in de benen tijdens het lopen, veroorzaakt door een vernauwing van de beenarteriën, waardoor iemand gedwongen moet stilstaan tot de pijn is weggetrokken.

84
Q

Wat is de meest effectieve behandeling van claudicatio intermittens?

A

Dagelijks minimaal een half uur lopen en proberen steeds een beetje verder door de pijngrens te gaan. Hierdoor wordt gestimuleerd dat er zich collateralen vormen die de doorbloeding van het been overnemen.

85
Q

Wat zijn de gevolgen voor een been waarvan de doorbloeding ernstig gestoord is?

A

Het been is koud, atrofie van de spieren en huid, er ontstaan zweren die niet genezen.

86
Q

Welke (5) preventieve maatregelen kun je aanbevelen om perifere vaatziekten te voorkomen?

A
  1. niet roken
  2. afvallen en meer lichaamsbeweging
  3. behandelen van diabetes
  4. behandelen van hypertensie
  5. behandelen van te hoge cholesterolspiegels.
87
Q

Waarom is goede voetverzorging van essentieel belang bij perifere vaatziekte?

A

Voorkomen van infecties, pijn en weefselversterf bij wonden of zweren, voorkomen van amputatie.

88
Q

Wat is de meest frequente oorzaak van een aneurysma?

A

Arteriosclerose, waardoor de vaatwand verzwakt en gaat uitpuilen.

89
Q

Wat merken mensen met een aneurysma van de aorta abdominalis?

A

Soms een kloppend gevoel in de buik, soms met diepe, doordringende pijn; vaak helemaal geen symptomen.

90
Q

Wat zijn de risico’s van een aneurysma?

A

Het scheuren van de vaatwand met een dodelijke bloeding als gevolg; thrombusvorming en het loslaten van een embolie.

91
Q

Wat is een ‘stent’ en in welke 2 situaties wordt deze gebruikt?

A

Een ontplooibaar ‘rietje’ van metaalgaas om een vernauwd bloedvat te verwijden of een aneurysma te versterken.

92
Q

Waarom stroomt het bloed in de beenaderen niet naar beneden onder invloed van de zwaartekracht?

A

Door éénrichtingskleppen in de venen, door het aanspannen van kuitspieren bij het lopen die de venen masseren en zo als een pomp werken en door de aanzuigende werking van het hart.

93
Q

Wat is het gevaar van diep veneuze trombose?

A

Het losschieten van een embolus die in de longen vastloopt: longembolie.

94
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste factoren bij het ontstaan van een trombosebeen?

A

Beschadiging van de vaatwand, verhoogde stollingsneiging, lage stroomsnelheid.

95
Q

Noem tenminste 3 situaties die een verhoogde stollingsneiging kunnen bevorderen.

A

Bepaalde vormen van kanker, de anticonceptiepil, na een bevalling, na een operatie, door roken, door dehydratie (o.a. door het gebruik van diuretische dranken als alcohol en koffie) en door langdurig stil zitten in dezelfde houding.

96
Q

Welk gezondheidsrisico loop je door een lange vliegreis of autorit?

A

Diep-veneuze trombose in je been.

97
Q

Waar duidt vochtophoping in de benen aan het eind van de dag en bruinverkleuring + schilfering van de huid aan de enkel op?

A

Chronische veneuze insufficiëntie.

98
Q

Waarop richt zich de behandeling van spataders?

A

Op verlichting van de symptomen, verbetering van de aanblik en voorkomen van complicaties.

99
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van het lymfestelsel?

A

Verwijdering van beschadigde cellen en bescherming tegen verspreiding van infecties en
kanker.

100
Q

Waar duidt een pijnlijk gezwollen lymfeklier op?

A

Op een infectiehaard in de buurt van de klier, die dan een ontsteking van de lymfeklier veroorzaakt.

101
Q

Waar kan een niet-pijnlijk gezwollen lymfeklier op duiden?

A

Op kanker, Hodgkin of tuberculose.